Het standpunt dat wij, Nederlanders, innemen en innemen moeten ten opzichte van de nagedachtenis van Van der Capellen tot den Pol, is niet hetzelfde, als hetgeen ingenomen wordt aan de overzijde van den Oceaan. Zijn wij verplicht met nauwgezetheid al zijn daden te wikken en te wegen om tot een rechtvaardig oordeel te geraken, het is den Amerikanen vergund, en het is hun recht, slechts op die te letten, welke in heel zijn publieke leven het meeste tot zijn eer strekken: zijn hartelijke liefde voor de zaak hunner vrijheid, zijn krachtdadige hulp in tijden, toen er zelfs voor den schrandersten eigenbaatzoeker nog nauwelijks een flauwe hoop op loon daarvoor geschemerd zou hebben.
Van de dankbaarheid, daarginds voor Capellen gevoeld, was Dr. W. Elliot Griffis te Ithaca in den staat Nieuw-York, de tolk, o.a. toen hij in zijn ‘Brave little Holland and what she taught us’, blz. 229, hem met warme woorden herdacht als den man, die de eerste kampvechter voor de Amerikaansche zaak ten onzent is geweest. De heer Elliot Griffis is een bekend en geëerd schrijver, die een bijzondere voorliefde voor ons volk heeft; onze taal kent hij grondig en de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde telt hem onder haar buitenlandsche leden.
Niet tevreden met die hulde in woorden, is bij Dr. Elliot Griffis het denkbeeld gerezen om door een gedenkplaat te Zwolle, een blijvend teeken van erkentelijkheid aan latere geslachten te vermaken. Zijn daartoe strekkend voorstel werd door de te Nieuw-York gevestigde Holland Society aangenomen.
Intusschen had Dr. Elliot Griffis zich tot zijn vriend, den heer P. Lycklama à Nyeholt gewend met verzoek om zijn medewerking te verleenen tot hetgeen met de aanbrenging dier gedenkplaat in verband zou staan. Natuurlijk riep de heer Lycklama de hulp in van het Bestuur der Vereeniging tot Beoefening van Overijselsch Regt en Geschiedenis en deze werd gaarne verleend.
De Holland Society wees voor de gedenkplaat een afzonderlijke commissie aan, waarin de heeren John R. van Wormer, als voorzitter; Henry L. Bogert, als secretaris en Arthur H. van Brunt, als penningmeester, zitting namen. Aan de noodige fondsen ontbrak het al spoedig niet en de ‘Gorham Company’ te Nieuw-York werd belast met het ontwerpen en het gieten van het monument. Zij is daarin uitmuntend geslaagd en haar werkstuk voldoet aan de strengste eischen der kunst. De voorzitter der commissie is naar Europa overgekomen om de gedenkplaat te onthullen.
Den heer Van Wormer, wiens naam reeds ons aangenaam aandoet, zagen wij met vreugde in ons midden, als den vertegenwoordiger van de Holland Society, de vermaarde Vereeniging, die nu reeds 23 jaren lang er voor waakt, dat bij de grootsche ontwikkeling der Unie, die van alle intellectueele krachten aldaar de meest rustelooze inspanning vergt en er de aandacht meer op de toekomst dan op het verleden gevestigd doet houden, het bewustzijn met verloren ga, dat voor een klein deel naar den bloede, voor een veel grooter naar den geest, de Republiek der Vereenigde Nederlanden Amerika's moederland is geweest. Gelijk Washington, aan Capellen zijn dank betuiglend, in één adem met zijn persoon van ons volk gewaagde, zoo gaat, wij gevoelen het, die hulde in wezenlijkheid boven Capellen uit en is zij een eerbetoon, door het jonge volk aan het oude gebracht.