al geen graden van den eersten rang. Wie een echten wetenschappelijken titel wil halen moet nog altijd naar Europa of Amerika. Zijn dokters, zijn advokaten moet Zuid-Afrika elders kweeken.
Dat kon voor het zelfbewuste volk van Zuid-Afrika zoo niet blijven, en van de oprichting van een echte universiteit is er al lang gesproken. Men dacht aan Pretoria, aan Johannesburg, aan Bloemfontein, aan Kaapstad als zetel dier universiteit. Er is een tijd geweest, dat het leek of het er niet bij een zou blijven.
Maar dat is nu anders. Er is drang naar eenheid in Zuid-Afrika, en ook naar de stichting van eene, gemeenschappelijke universiteit. Eenigen tijd geleden zijn mannen uit de verschillende Engelsche koloniën te Kaapstad samen gekomen om voor die universiteit de statuten te ontwerpen. Dat waren mannen meest met Engelsche namen, ook meest in Engeland geboren en Engelsch van taal en geest. Dan waren er een paar Hollandsch sprekende bij, en een was er een oud-Nederlander.
Hoe zij zich de inrichting dier universiteit hebben gedacht, kunnen wij laten rusten. Aan de stichting is men nog lang niet toe, en wegens een besluit dat de heeren genomen hebben is de kans op een spoedige stichting zelfs kleiner geworden. Volstaan wij met te zeggen, dat de inrichting die der Engelsche universiteiten is afgekeken. De Volkstem, van Pretoria, vond daarin aanleiding om te zeggen, dat jong Zuid-Afrika er voor dankte met die oude juffer van het Engelsche hooger onderwijs opgescheept te worden.
Maar wij zouden 't niet over de ontworpen inrichting hebben. Het was ons te doen om dat eene besluit. Dat eene besluit strekte dan om aan die universiteit van Zuid-Afrika het Hollandsch tot een vreemde taal te maken. De examens zouden er alle in het Engelsch afgenomen moeten worden, behalve examens in de Hollandsche taal en letterkunde, waarbij de vragen in het Engelsch en Hollandsch gesteld zouden zijn en in een van beide talen konden beantwoord worden.
Dat hadden de heeren echter niet verstandig overlegd. Men moet het de Afrikaanders niet te bar maken, en dit was hun taal toch wel wat heel erg met minachting behandeld. Daar is dan ook een klinkend protest tegen verschenen.
Eerst in Transvaal. Indien dat besluit wordt uitgevoerd, zoo heette het in een openlijke verklaring, zal een groot deel van de bevolking van Transvaal moeilijk voor een gemeenschappelijke universiteit kunnen werken. Geen universiteit, zoo vertrouwen de onderteekenaars, zal er voor geheel Zuid-Afrika tot stand komen, tenzij er het Hollandsch en het Engelsch op gelijken voet staan.
Onder die verklaring een groot aantal namen: ds. van Belkum, gen. C.F. Beyers, ds. H.S. Bosman, ds. H.D. van Broekhuizen, gen. S.W. Burger, dr. N.M. Hoogenhout, gen. T. Smuts, A.D.W. Wolmarans, een aantal oud-landgenooten, van wie wij alleen den ouden prof. J. Lion Cachet zullen noemen. Enz.
Toen volgden de Vrijstaters, met dezelfde verklaring, en daaronder de onderteekening van een aantal mannen van stavast: president Steyn, gen. P.J. Fourie, ds. J.D. Kestell, gen. Geo. A. Brand, gen. Chas. Nieuwoudt, e.a.
En in de Kaapkolonie zal de tegenstand vooral niet minder wezen.
Onder de tegenwoordige regeering van Kaapland, Vrijstaat en Transvaal zal er van zoo'n zuiver Engelsche universiteit voor heel Zuid-Afrika zeker wel niet komen. Maar wie weet wat er nog zal gebeuren onder andere regeeringen. In de Kaapkolonie b.v. kan 't niet anders of de hooge belastingen, die de regeering moet invoeren om er de jammerlijke financiën te herstellen, zal de tegenpartij heel wat aanhangers bezorgen, al heeft die tegenpartij grootendeels schuld aan 's lands ellende. Dus wordt een terugkeer van een Engelsch gezinde regeering daar zeer wel mogelijk.
En dan is een Engelsche universiteit te verkrijgen zeker de inspanning van al haar krachten waard.
Al ware 't alleen reeds, omdat - gelijk nu reeds uit den invloed van de Kaapsche universiteit blijkt - een universiteit met Engelsche examens en Engelsch van geest heel het lagere en middelbare onderwijs dwingt zich in Engelschen geest te ontwikkelen.
Tegen dien tijd zal zeker het verzet van de protestanten van nu toonen wat het kan.
Als dan de strijd begint, zal men van Engelschen kant wel weer komen met het argument, dat niet lang geleden in de Kaapsche Engelsche pers heeft dienst gedaan, n.l. dat het Hollandsch voor de wetenschap geen taal is. Hetzelfde argument, waarmee men wel in België de Vlamingen, die een Vlaamsche hoogeschool verlangen, heeft trachten af te schepen.
Wijst men hun dan op de Nederlandsche wetenschap, die met eere in heel de geleerde wereld bekend staat, die op een uitgebreide literatuur in alle takken van onderzoek kan bogen, dan zegt men wel eens, zoo in een Kaapsch blad, dat de geleerde Nederlanders zelf hun taal blijkbaar ongeschikt vinden, waar ze toch, willen zij hun onderzoekingen ruimer bekend maken, in het Engelsch, Fransch of Duitsch schrijven.
Zoo gebeurt 't wel, ongetwijfeld. Maar er zijn b.v. Russische geleerden die ook in een vreemde taal hun werken uitgeven. Wil dat zeggen, dat het Russisch voor de wetenschap of ook voor universiteiten in Rusland minder deugt? Staat niet de universiteit van Kopenhagen bekend als een der allerbeste die er bestaan, en zijn de Deensche geleerden niet een sieraad der wetenschap? Toch is Deensch de taal dier universiteit en van zeker de meeste werken dier geleerden.
Ter loops: wanneer er in Vlaanderen een Nederlandsch hooger onderwijs is ontstaan en in Zuid-Afrika krijgen meer en meer Afrikaanders een universiteitsopleiding, zal dan, wijl het geleerde Hollandsche taalgebied zich aanmerkelijk heeft uitgebreid, ook de behoefte van Nederlandsche geleerden om in een vreemde taal te schrijven niet afnemen?
Maar die universiteit van Zuid-Afrika: al zullen de oprechte Afrikaanders kunnen bewerken, dat in de statuten van die universiteit het Hollandsch en het Engelsch op voet van gelijkheid worden gesteld, zal in de toepassing die universiteit aan het Hollandsch geven waar het recht op heeft? Zullen ook dan niet de verzoeningsgezinde, tegemoetkomende Afrikaanders de minderen zijn van de op het stuk van hun taal onverzettelijke Engelschen?
Het schijnt ons toe, dat op den duur twee talen aan eene universiteit, in het les geven en bij de examina, moeilijk naast elkaar kunnen bestaan. Dat gaat men, meenen wij, in België onder de Vlamingen ook meer en meer inzien. De leus van een geheel Vlaamsche universiteit wint steeds meer aanhangers.
Zoo zal vroeg of laat, gelooven wij, ook in Zuid-Afrika de leus worden: een Engelsche en een Hollandsche universiteit, beide Afrikaansch van geest natuurlijk, maar verschillend van taal.
Moet men er zich voorloopig tot één universiteit bepalen, om de kosten en om de beschikbare leerkrachten (men zal er toch zoo min mogelijk buiten Zuid-Afrika om willen gaan); wil men dat ook, omdat men nog meent, dat bij het ééne Zuid-Afrika, waarnaar men streeft, één universiteit behoort, mogen dan de eer en het goede recht van het Hollandsch er aan gehandhaafd worden!