Jaarverslag over 1907 van het Hollandsch Gezelschap te Berlijn.
Volgens artikel 15 van de statuten moet de jaarvergadering in de maand Januari gehouden worden, en is het Bestuur verplicht daarin verslag te doen, over den toestand en de werkzaamheden der vereeniging in het afgeloopen jaar.
Gaarne voldoet het Bestuur aan dezen plicht en het is voor mij een aangename taak, mede te deelen hetgeen de vereeniging sedert hare oprichting bereikt heeft.
We mogen het afgeloopen jaar nu juist niet als één aanzien, waar we zonder veel zorg en veel arbeid doorgekomen zijn; we kunnen het wel tot de moeilijkste rekenen, die de vereeniging ooit zal door maken. Maar wanneer de verdere ontwikkeling zoo voort blijft gaan, als 't tot op heden het geval geweest is, dan kunnen we ook getroost de toekomst te gemoet gaan.
Het is zeker van belang heden te vermelden, wie de oprichters van onze vereeniging zijn. Het zijn de heeren P.J. van Wielink, W. Jelsma en C.H.F. van Heusden. Wanneer wij dat nu weten, ligt de vraag voor de hand, ‘waarom hebben zij een vereeniging opgericht?’ In artikel 2 van de statuten, zinsnede b vindt men ten deele het antwoord: ‘handhaving van de Nederlandsche taal’. Dat was het, wat genoemde heeren bewoog een vereeniging op te richten, die voor alle landgenooten open zoude staan, en waar men weer Hollandsch spreken en denken, waar men weer Hollandsch leven kon. Het is hun, die reeds vele jaren hier zijn welbekend, dat helaas vele van onze landgenooten voor het vaderland verloren gaan omreden er geen banden meer bestaan, die hen daarheen trekken. Hoevelen zijn er niet, die hun moedertaal, wanneer al niet geheel, dan toch voor het grootste gedeelte verleerd hebben. Hoevelen zijn er niet, die door de hier heerschende invloeden het Hollandsche karakter verloren hebben, en door onvoldoende kennis van hun vaderland, de Hollandsche, de moedertaal en der voorvaderen zeden met zekere minachting beschouwen. Doch er waren er ook nog, die hunne taal, hunne zeden, hun vaderland lief hadden en dat alles ook in den vreemde bewaarden. Hier ontbrak het evenwel aan aaneensluiting. Deze aaneensluiting wenschten de oprichters tot stand te brengen, al de genoemde euvels te bestrijden. Dank zij de hulp hun daartoe door vele landgenooten verleend, mochten zij er in slagen hun doel voor het grootste deel te bereiken.
Op Dinsdag den 19en Juni 1906 kwamen voor het eerst acht landgenooten te zamen, om een bespreking tot oprichting van een Hollandsche vereeniging te houden. Het was in ons eerste vereenigingslokaal, Dircksenstrasse 36. Op dien avond werd de grondsteen gelegd voor het gebouw, genaamd: ‘Het Hollandsch Gezelschap te Berlijn’. Dat men het ernstig meende bewees de verkiezing van een voorloopig Bestuur, 't welk bestond uit de heeren P.J. van Wielink, voorzitter; C.H.F. van Heusden, secretaris; mej. Joh. Kramer, penningmeesteresse; de heeren E.D. Ganzevoort en W. Jelsma, plaatsvervangende bestuursleden.
Dat er ook verlangen was om te bereiken, wat de oprichters ten doel hadden, bewees de mededeeling van den heer Wielink, dat hij met het Alg. Nederl. Verbond te Dordrecht in briefwisseling was getreden en dat genoemd Verbond zijn welwillende medewerking had toegezegd door zijn schrijven van 15 Juni 1906. In deze bijeenkomst ontving het voorloopig Bestuur ook de opdracht een reglement uit te werken.
Reeds den 31en Juli 1906 kon de eerste vergadering gehouden worden en was het Bestuur in staat een ontwerp-reglement aan deze vergadering voor te leggen.
Het is overtollig om verdere mededeelingen te doen, die betrekking hebben op de prilste jeugd van Het Hollandsch Gezelschap, maar wel mogen eenige merkwaardige datums worden genoemd.
Werd de eerste bijeenkomst door acht landgenooten, de eerste vergadering, gehouden op 31 Juli 1906, door tien leden bezocht, zoo telde de derde vergadering van 4 Sept. 1906 reeds twintig leden en in die vergadering werd het verantwoordelijk Bestuur gekozen, bestaande uit de heeren P.J. van Wielink, voorzitter; C.H.F. van Heusden, secretaris; mej. Joh. Becker, penningmeesteresse en de heeren E.D. Ganzevoort en W. Jelsma, plaatsverv. bestuursleden.
Op den 2en October 1906 werden de statuten en reglementen door de vergadering aangenomen en van dien datum af dagteekent de oprichting onzer vereeniging. Den 13en van dezelfde maand werden statuten en reglementen door den President van Politie te Berlijn goedgekeurd. Onze pogingen om eene Zelfstandige Afdeeling van het Alg. Ned. Verbond te worden, mochten slagen en door brief van 12 Dec. 1906 werd ons bekend gemaakt, dat de statuten en reglementen door het Hoofdbestuur in zijne vergadering van 8 Dec. 1906, gehouden te Antwerpen, goedgekeurd waren, en onze vereeniging als Zelfstandige Afdeeling toegelaten was. De eerste commissarissen van toezicht werden benoemd in de vergadering van 6 Nov. 1906: het waren de heeren A. Brouwer, W.F. van Heusden en J. van Staalduinen. Zoo had de vereeniging reeds in 1906 veel bereikt. Waren het evenwel alleen vergaderingen, die ons toen te zamen brachten? Geenszins. Onvergeten zullen de genoeglijke Dinsdagavonden blijven voor hen, die zoo vaak in ons eerste vereenigingslokaal om den disch geschaard waren. Hoeveel avonden werden daar niet door gezellige en leerrijke voordrachten gesleten. Wij herinneren aan het eerste nationale feest, 't welk ons op den 31en Augustus 1906 zooveel genot bracht. Hoe eenvoudig dit ‘Koninginnefeest’ ook herdacht werd, zoo getuigde toen elke gelaatstrek van die schare Nederlandsche mannen en vrouwen van voldoening. Dan denken wij aan het St. Nicolaasfeest van 5 Dec. 1906, 't welk door niet minder dan twee en vijftig volwassene personen en acht kinderen bezocht was. Ja, het laatste halfjaar van 1906 was voor de vereeniging voorspoedig. In dien tijd reeds bereikten wij een ledental van drie en twintig, waarvan echter nog vier leden vóór den 31en December zich afmelden; twee daarvan wegens vertrek naar elders.
Reeds in 1906 werden de wekelijksche bijeenkomsten druk bezocht, maar in 1907 steeg het aantal bezoeksters en bezoekers in ruime mate. Ook het ledental steeg, en in 1907 werden niet minder dan ‘vier en dertig’ nieuwe leden opgenomen. Het zoude zeker een genot geweest zijn, wanneer we daartegenover geen leden van de ledenlijst hadden moeten afschrijven. Achttien leden bedankten in 1907 voor het lidmaatschap, ten deele wegens vertrek naar elders, ten deele wegens gebrek aan belangstelling. Het is een zware taak om het een ieder naar den zin te maken; dat moest het Bestuur ook vaak ondervinden. Het is evenwel steeds den weg opgegaan, dien het bij de oprichting voor oogen had. Men wist vooruit, dat de tegenstand niet zoude uitblijven en dat menigeen niet verder met ons wilde gaan, maar door manmoedig standhouden, bereikte de vereeniging meer dan men gedacht had, dat bewijst de toename van het ledental.
In Febr. 1907 vond er een Bestuursverandering plaats door het aftreden van den heer E.D. Ganzevoort in wiens plaats de heer W.F. van Heusden gekozen werd.
Hoe gezellig ons eerste clublokaal in de Dircksenstrasse ook was, toch moesten wij het spoedig verlaten omdat de ruimte voor ons te klein geworden was. Men besloot een nieuw ‘Tehuis’ te zoeken, hetwelk spoedig gevonden was in de Sophienstrasse 17/18, in ons tegenwoordig vereenigingslokaal. Op Woensdag den 27en Febr. 1907 hielden wij hier onzen intocht en wel in de Turnerzaal. Gezellig was die avond in ruime mate, vooral door de medewerking van mej. A.G. de Leeuw (Geertruida Carelsen), die uit hare werken een voorlezing hield. Ten gehoore