Koningin Wilhelmina en de Ned. muziek.
Uit een brief van een Haagsch dameslid:
Waar algemeen bekend mag worden geacht, dat onze Koningin eene door-en-door Hollandsche Vrouw is, wier voorname verdienste ook daarin bestaat, dat Zij de Fransche taal, tot dusver gebruikelijk aan het Hof, ook onder Koning Willem III, heeft vervangen door de Nederlandsche, wat in de eerste kringen der residentie van onberekenbaren invloed geweest is, zoowel in de omgangstaal als in de opvoeding, is het misschien niet zoo algemeen bekend, dat aan de muziek van Ned. componisten, althans ten Hove een haar waardige plaats wordt ingeruimd.
Iederen winter worden er ten Paleize twee muziekavonden ingericht en wel opmerkelijk was het dezen keer, dat op den eersten avond het geheele eerste deel van het programma gewijd was aan Holl. liederen en het tweede gedeelte aan vreemde toondichters.
Juist het omgekeerde, wat wij op de concerten te genieten krijgen: meest niets dan Duitsche en Fransche liederen en als toegift een of ander onnoozel wiegeliedje in de eigen taal.
Het tweede muziekfeest op 3 April gaf als tweede deel van het programma de Oud-Holl. Boerendansen van Röntgen door hemzelf gespeeld, waarmede het aardige ‘Vaderlief kreeg Moederlief’ en ‘Jan Ulrich, Christiaan zullen te samen kuieren gaan’. Men vindt in deze zoo weinig bekende stukjes, vooral zoo aardig weer dat gemoedelijk, boertige, karakter, dat Johannes Wagenaar onlangs beschreef, als eene der meest kenmerkende eigenschappen van de Holl. muziek.
Daarna de oubollige Oud-Holl. Boerenliedjes van Röntgen voorgedragen door prof. Messchaert.
Wat deert het of, als in ‘De jonge Smid’ het woord wat rauw klinkt?
't Is de schoonste van de vrouwen
Maar noyt was er zoo'n serpent,
Noyt kan zij heur bakkes houen,
Noyt en is zij wel content.
Jan Salie, wat steekt er kwaads in?
Het Hof geeft in dezen dus een niet genoeg te waardeeren voorbeeld en zeer onaangenaam doet het aan, dat op liederavonden van Nederlandsche dames, onder anderen op die van Julia Culp, de zoo gevierde Groningsche, op een programma van achttien liederen niet één Holl. lied voorkwam, zelfs geen toegift in de eigen taal.
Het leek mij voor H.M. de Koningin-Moeder, mede aanwezig, en voor de stampvolle zaal, beslist een beleediging.
Verleden jaar herinner ik mij dat genoemde zangeres op een concert te Antwerpen ook niets dan uitheemsche liederen zong. Wat moeten de Vlamingen wel van zoo'n Hollandsche vrouw gedacht hebben! Heeft dat volk geen eigen muziek of is die nietswaardig? De Vlamingen, die met hun ernstigen strijd voor het Nederlandsch, ook hun toondichters weten hoog te houden. Benoit, Gilson, Tinel, Wambach, Hullebroeck, welke Vlaming kent ze niet! Misschien zijn ze zelfs al te éénzijdig in hun waardeering, doch beter zoo, de tijd zal het goede weten te behouden.
Maar hier hebben wij toch ook onzen Zweers, Wagenaar, Van Brucken Fock, Hol, Van Rennes en zooveel anderen, wier werken heel wat beter zijn dan een aantal Fransche prullen.
Juist daarom is het zoo aardig, dat Koningin Wilhelmina hier het goede voorbeeld tracht te geven; niet uitsluiting van het eene met waardeering voor het andere. Alle jonge zangers of zangeressen die door H.M. genoodigd worden, zij het ook in particulieren kring, weten dat, hoe ook de keus moge zijn van het programma, het Hollandsche lied niet mag ontbreken.