uiteen. Ten slotte deed hij uitkomen, dat zoo men het nog niet eens is over de noodzakelijkheid van een economisch en militair verbond, het intellectueel verbond met Nederland des te meer gewenscht is en dat alle Vlamingen aan de verwezenlijking er van moeten meewerken.
Op 11 Januari hield de heer Valery D'Hondt een goed gedokumenteerde voordracht over ‘De Kindsheid van het Nederlandsch Tooneel’ en deed daarin de opkomst van het tooneel hier te lande kennen.
Op 12 Januari gaf de Tak een goedgeslaagde René De Clercq-Avond, waarop de heer Johan Lefèvre, letterkundige te Gent, een mooie voordracht hield en aan het zeer talrijk opgekomen publiek de werken van onzen Vlaamschen volksdichter deed kennen. De voordrachthouder werd flink terzijde gestaan door mej. Marie Billiet, kunstzangeres, die met haar mooie stem eenige der op muziek gezette juweeltjes ten gehoore bracht, en door mej. M. Van Ruymbeke, die met veel gevoel verschillende van de prachtigste gedichten voordroeg. Den bijval, dien zij hier behaalden, zou het wenschelijk maken, dat zij ook in andere Takken konden optreden.
Antwerpen. Op 24 Januari had de jaarlijksche algemeene vergadering plaats, waarop lezing gegeven werd van de verslagen der verschillende afdeelingen, zooals van de afdeeling der ‘Liederenavonden voor het volk’, de Leestafel, de Studentenafdeeling, de Soldatenafdeeling en de afdeeling ‘Geen twee de taal in het lager onderwijs’.
Al deze verslagen, zoowel als het lijvig relaas van de werkzaamheden van den Tak, door den ijverigen secretaris, den heer August Bossaerts, opgesteld, getuigen dat het afgeloopen jaar er een van groote bedrijvigheid geweest is. Die bedrijvigheid heeft zich in de laatste maanden weer op een andere wijze geuit, doordien, dank zij het initiatief van den onvermoeibaren penningmeester, den heer Frans van Laar, een bussendienst werd ingericht. Gezien de talrijke werkzaamheden van den Tak en de beperkte geldmiddelen waarover hij beschikt, werd gedacht, dat het plaatsen van bussen in verschillende koffiehuizen van de stad bij machte zou zijn om die geldmiddelen eenigszins te vermeerderen. De opbrengst zou aangewend worden om een ‘hooger onderwijs voor het volk’ in te richten en zou ook ten goede komen aan de liederenavonden. Met den a.s. Vastenavond zullen de leden van de Studentenafdeeling inzameling houden op straat.
Bij de gedeeltelijke verkiezing van het bestuur werden herkozen de heeren Bossaerts, Cox, De Bock, Gunzburg, Kamerling, Rudelsheim, Schiltz, Van der Cruyssen en als nieuwe leden gekozen mej. Verhulst, de heeren Wattez en Albrecht van Laar.
Op Maandag 13 Januari werd ook een begin gemaakt met de liederenavonden voor soldaten in de kazerne van de Krijgsbouwkunde, waarvan de inrichting in het vorig nummer van Neerlandia was aangekondigd. Ieder, die weet hoe het met den volkszang in het algemeen en met den zang in het leger gesteld is, zal beseffen van hoeveel belang die nieuwe werkzaamheid is. En een woord van hartelijke waardeering past hier wel voor de hoogere krijgsoverheid, die dit zoo uitstekend wist te beseffen en door haar medewerking het hare wil bijdragen om den muzikalen smaak van de soldaten te helpen louteren.
Charleroi. In de eerste maanden van 1907 werd door mevr. Guianotte en de heeren G. Vermeersch en R. Schmidt de ‘Letterkundige Afdeeling’ van Tak Charleroi gesticht. Met groote moeilijkheden had men in het begin te kampen. 't Ledental groeide bijna niet aan, ondanks de herhaalde pogingen van de heeren Vermeersch en Schmidt, die er niet voor terugschrikten tientallen lieden, die hun geheel onbekend waren, persoonlijk in hun huis te gaan opzoeken, met het natuurlijk gevolg, dat men nogal eens dikwijls een blauwtje liep en heel zonderlinge avonturen beleefde. In de zomermaanden (men was toen toch al een tiental) werden drie uitstapjes in de omstreken van Charleroi ingericht die - mislukten. Zoo sukkelde men voort tot in November, hier en daar een nieuw lid aanklampend, zoodat men het nu tot een... vijftiental gebracht heeft. Met den moed, dien de wanhoop geeft, besloot men dan een lokaal te huren en voordrachthouders te laten komen. De heer Kesler van St. Gillis, de heer Basse van Gent, de heer Van de Weghe van Oostende, allen leeraars aan de Athenaea dier steden, traden beurtelings met puike voordrachten, de heer L. Baekelmans, de welbekende Antwerpsche letterkundige, met een alleraangenaamste lezing op. De voorzitter, G. Vermeesch, zou 't jaar met een lezing sluiten en de heer Rombout van Chatelêt zou 1908 met een voordracht openen, maar beiden werden verplaatst vóór dat ze hun voordracht konden houden. Zoo vingen de werkzaamheden in Januari eerst op den 19en aan. Dan trad de heer Schmidt, leeraar aan het Atheneum te Charleroi op, met een eerste voordracht over den Noorschen tooneelschrijver Henrik Ibsen. De kring, die nu 22 leden telt en door het samenwerken van al zijn leden langzaam maar zeker vooruitgaat, richt voor dezen winter nog verscheidene voordrachten- en muziekavonden in.
Gent. De ijver der leden verzwakte niet tijdens de maand Januari, we kregen nog meer toehoorders. Prof. O. Van Hauwaert opende ditmaal de reeks voordrachten met een degelijke bespreking van het jongste werk van Dina Demers ‘Eenig dochtertje’ en C. Van Buggenhout ‘Uit het Wonderland’. M. Van Hecke besprak in een latere vergadering Aug. Vermeylen's ‘De wandelende Jood’. Een afzonderlijke en welgeslaagde vergadering werd gewijd aan den laatsten bundel van den dichter R. De Clercq. In een mooie taal deed de heer J. Lefèvre al de schoonheid, jeugd en frischheid van dezen bundel uitschijnen. De keurige voordracht van mej. Van Ruymbeke en de prachtige stem van mej. Billiet bewezen ons ten andere, dat René De Clercq's gedichten zoowel tot voordragen als tot zingen uiterst goed geschikt zijn.
Mechelen. Den 8en November werd een vergadering belegd ten einde over te gaan tot de verkiezing van een voorzitter in vervanging van wijlen Dr. Van Fraechem. De heer Edw. de Keyzer, secretaris, werd daartoe aangeduid. De heer Dr. Herman Baccaert volgde hem in zijn ambt van secretaris op en vervulde dien avond ook een spreekbeurt. Hij handelde over ‘Klokken en beiaarden in Vlaanderen’. Zijn voordracht werd met belangstelling aangehoord en verwierf veel bijval.
Op 19 November besprak de heer Karel Peeters het boek van Lod. de Raet ‘Over Vlaamsche Volkskracht’ en op 3 December hield de heer Dr. Borms onlangs uit Peru teruggekeerd, waar hij een ambt als taalleeraar had waargenomen, een bij uitstek belangwekkende voordracht over Peruviaansche toestanden op economisch, sociaal en commercieel gebied. Nog twee andere lezingen, met lichtbeelden, over hetzelfde onderwerp werden door hem toegezegd.
Op 17 December handelde de gunstig bekende toondichter Aloys Desmet, leeraar aan de Lemmensschool, over ‘De Geschiedenis der toonkunst’, vooral met het oog op het Gregoriaansche tijdvak. Deze voordracht, verduidelijkt door voorbeelden op de piano en door platen en tabellen opgehelderd, was even boeiend als leerzaam.
Eindelijk kwam de bekende Rodenbach-vereerder Dr. Leo Van Puyvelde uit Gent ons op 23 December spreken over zijn lievelingsdichter. Koren van Gevaert, de Penaranda, Blockx werden daarbij uitgevoerd door