Jaarverslag van den Gentschen Tak.
Geslapen heeft onze Tak niet, al liet hij in lang van zich niet hooren. Met kalme vastheid heeft hij zijn vroeger bedrijvige werkzaamheid gedurende het jaar 1906-1907 voortgezet.
In de eerste plaats ijverde het bestuur voor betere spoorwegverbinding tusschen Antwerpen en Gent, de beide hoofdsteden van Vlaanderen: het verkeer gebeurt te traag en het materiaal is ouderwetsch. Door den Tak werden de beide onder-voorzitters Prof. Vercoullie en K. Lybaert bij den Minister van Spoorwegen afgevaardigd om hem opmerkzaam te maken op dezen onhoudbaren toestand, nadeelig voor den handel tusschen de beide steden en voor de verstandelijke betrekkingen tusschen de inwoners. Van den Vlaamschen Minister Helleputte ontvingen ze de belofte van een genegen onderzoek, maar nog werd niets ter verbetering gedaan.
Om de maand kwam geregeld het talrijk bestuur bijeen om te beraadslagen over doelmatig aan te wenden middelen, die het lager onderwijs in Gent zouden behoeden tegen de indringende verfransching.
Onder de algemeene feestvergaderingen valt vooreerst te wijzen op die gehouden tot verheerlijking van De Ruijter, over wiens leven, karakter en groote daden Professor Blok uit Leiden, onder veel bijvalbewijzen, handelde.
Pastoor Hugo Verriest kwam eveneens de leden en hunne familie vergasten op een causerie zooals alléén deze kunstenaar-met-het-woord houden kan: hij sprak over Albrecht Rodenbach, den jongen dichter, dien de Vlamingen a.s. jaar met een standbeeld zullen verheerlijken.
Ook onze uitstekende redenaar Pol de Mont had de goedheid op een algemeene vergadering een voordracht te houden over het ontstaan van het lied. Op haar voordrachtavond, vooral met het ernstig gedeelte, verwierf mevrouw Arntzen-Wafelbakker hier zooals elders, veel goedkeuring. Lambrecht Lambrechts kwam later de leden en hun huisgezin meer bekend maken met het Vlaamsche lied. Mejuffer Billiet stond hem hierin bij door het zingen van liederen.
In de letterkundige afdeeling mochten we mej. v.d. Gracht uit Utrecht hooren, wier voordracht van Vondels Maeghden een kermis was voor het oor en den geest der toehoorders. Leerrijk waren de gezellige avondvergaderingen door de letterkundige afdeeling om de veertien dagen belegd, en waar meestal leden optraden om van hun wetenschap aan anderen mee te deelen. Zoo luisterden we aandachtig naar de voordrachten over Taal en Tongval door M. Basse, over Het Wonderjaar te Gent door V. Fris, over Bilderdijk door O. van Hauwaert, over Plantenaardrijkskunde in de duinen door Prof. De Bruyne, over Romeinsche Oudheidskunde door J. de Decker, over Peru door A. Borms, die er pas vandaan kwam, en waren we o.m. gelukkig de voorlezing te hooren van gedichten door René de Clercq en van het drama De Sterkste door G. de Mey.
Reeds werden maatregelen getroffen om de a.s. wintervergadering aantrekkelijk en belangrijk te maken. Een bibliotheek van de nieuwste Nederlandsche werken zal gevormd worden, en tevens zal, naast de inrichting der veertiendaagsche letterkundige voordrachten, ook nog om de veertien dagen een gezellige vergadering belegd worden, waar de leden met elkaar zullen spreken over een bepaald letterkundig onderwerp of een pas verschenen boek.
Reeds werden, op zeer boeiende wijze door den heer Van Hauwaert besproken: Bolleken van Cyriel Buysse en de Philosoof van 't Sashuis door Maurits Sabbe, terwijl de heer Basse den Taalstrijd in Oud-Engeland besprak en daarin troostgronden voor den Vlaming vond. Immers, de taalstrijd in Oud-Engeland duurde 500 jaar vóór de zegepraal van het Engelsch op het Fransch voldongen was.
De vergaderingen der Letterkundige Afdeeling worden zeer goed gevolgd: een 50-tal personen iedere week. De Afdeeling heeft een piano aangeschaft en nu wordt iedere wekelijksche vergadering door de voordracht van enkele mooie liederen opgevroolijkt.