Een Holl. Kolonie in Centraal-Azië.
Langdon Warner, een Amerikaan, vertelde onlangs in de Century Magazine, van een reis, die hij door Centraal Azië heeft gemaakt. Op die reis vond hij een Hollandsche kolonie te Akmechet, in het Transkaspisch Gebied. Van dit dorp schrijft hij: ‘De huizen waren juist gebouwd als alle Sartsche huizen, alleen hadden zij schoorsteenen, en stonden zij elk afzonderlijk in rijen en midden in tuinen’.
‘Toen wij het dorp binnenreden, kwamen verscheidene mannen ons tegemoet. Glimlachend spraken zij met Kolchov (den gids) in het Russisch en noodigden ons uit in huis te komen. Die binnenhuizen waren een verrassing na de Sartsche en Russische huizen van dezelfde grootte. Boven een grooten haard stond een rij glanzende koperen en tinnen borden. De withouten tafel was uiterst zindelijk en een proper vrouwtje, dat zoo van het eiland Marken kon zijn gekomen, als zij andere kleeding had gedragen, was druk in de weer met het gereed maken van de Samowar. Een half volwassen meisje stopte een mollig kindje in de wieg en een schepseltje van niet te bepalen geslacht sleepte een koperen emmer naar zijn moeder om de Samowar te vullen.
Toen de thee gezet was, schonk de moeder in, met een ernstig kijkend kindje op den arm en ging daarna naar de andere kamer. Zoodra wij de thee gedronken hadden, kwam het hoofd der kolonie binnen om mij hartelijk te begroeten. Hij stond erop om ons het dorp te laten zien. Op de vier en twintig gezinnen met een zielental van honderd en zeventig, zijn zeven timmermanswinkels. In een dezer winkels zagen wij half gereed een reusachtige, versierde latafel van cederhout, met populieren- en abrikozen hout ingelegd, welke latafel door den Khan was besteld. Met trots vertelden zij mij, dat zijn staatsie-rijtuig tot in alle onderdeelen in het dorp gemaakt was naar Europeesche modellen. Hoewel zij! Russische onderdanen zijn, behooren zij niet tot de Grieksche kerk en houden zij streng vast aan hun eigen godsdienst en hun eenvoudigen Hollandschen eeredienst.
Het kerkgebouw was ontbloot van elke versiering. Een eenvoudige, hooge tafel voor den zwaren bijbel stond op een kleine verhevenheid tegenover een rij banken, zonder ruggesteun. Boven de deur was een kruis gespijkerd.
Uit de kerk kwamen wij in de school, waar twee dozijn grof gebouwde, vlasharige jongens en meisjes heen en weer draaiden en gichelden, toen wij binnentraden. Wij werden aan den onderwijzer voorgesteld, en met de hulp van Kolchov werd ik uitgenoodigd om op de wandkaart aan te wijzen, vanwaar ik kwam en waarheen ik ging. Ik vond Boston en wees den weg aan naar Khiva en Akmechet, terwijl ik de namen der steden noemde, waar ik was doorgetrokken. De school was stil van verbazing, en toen ik klaar was, dankte de onderwijzer me voor de kostelijke les in de aardrijkskunde, die ik de klas gegeven had.
Hierop keerden wij terug naar het huis van den burgemeester of gouverneur, die ons trakteerde op druiven en vier jaar ouden wijn van zijn eigen wingerd en perserij. Om aan dit alles de kroon op te zetten, haalde hij een kist geurige sigaren voor den dag, die een neef in Holland hem had gezonden. Het waren werkelijk goede sigaren van Nederlandsch Indische tabak en ik rookte ze met genot en een gevoel van groot welbehagen’.
Wie onzer lezers kan nadere inlichtingen geven omtrent deze kolonie?
Wat is hier waarheid en wat verdichting?