Uit Transvaal.
Mr. P. van Meurs zendt ons het volgende.
De Hollanders altijd onverschillig voor hun taal, en de Engelschen hun gebied en invloed uitbreidende door geen andere taal te erkennen:
‘De schoolstrijd is hier in vollen gang. De nieuwe wetgeving zal Maandag in 't Parlement besproken worden. Het land is in spanning over veel zaken. Ik probeer hier de Hollandsche taal hoog te houden, en omdat men mij ontziet wegens mijn positie en “rijkdom”, heb ik eenigen invloed in den strijd. Maar het gaat zwaar. De onkunde en onverschilligheid zijn groot en de Engelschen zijn waakzaam; zij spreken, of schrijven, of drukken, of erkennen geen Hollandsch als zij het helpen kunnen. Dit is 't begin en einde van mijn politiek: de schoolstrijd of de taalstrijd als kern daarvan. Verder ben ik vreemdeling en toeschouwer zonder verkiesbaarheid of kiesrecht, een voorpost in de grensgevechten van onze taal en beschaving; dit is, zooals alle strijd, soms opwekkend en interessant, soms vermoeiend en vol teleurstellingen’.
(Brief van een Hollandschen dokter, in de Zwolsche Courant van 18 Juli 1907.)