Noord-Nederland.
Afd. Delft, Volksliederenavond.
Te oordeelen naar het verloop van dit eerste volksconcert, dezer dagen door de Afdeeling Delft van het Algemeen Nederlandsch Verbond georganiseerd, zal zij met het streven naar de ‘verbreiding van het Nederlandsche lied’ in deze richting, veel waardeering, sympathie en succes hebben. 't Is tenminste een heel gezellige bijeenkomst geweest. 't Had zoo iets huiselijks. Er waren ten eerste al zooveel stadgenooten, die medewerkten: het mannenkoor der Delftsche Nijverheid, geleid door den heer W. van Thienen, de heer J.P.J. Wierts, die accompagneerde en violiste mej. Trudie Rovers. Dan de heer Adriaan van der Stap uit Rijswijk, ook al geen onbekende, terwijl mej. Bertha Süsholz uit Amsterdam het aantal solisten completeerde.
't Zangprogramma gaf elk wat wils: alles natuurlijk Nederlandsch; composities van Ruygrok, Zweers, Wierts, Nicolaï, Van Thienen, Mann, Loots en Catharina van Rennes.
Het zingen van de aanwezigen zelf, gaf zooals te denken is, heel wat opgewektheid en vroolijkheid, dat bracht er voorgoed de stemming in van genoegelijkheid en gezelligheid. Eerst voorgezongen door den heer Van der Stap, met pianobegeleiding van den heer Wierts, zongen allen eerst aarzelend, daarna flinker, het liedje van het ‘Kwezelken’, dat ten slotte met groote opgewektheid werd herhaald.
Tot besluit van den avond ‘ging’ het ‘Kwezelken’ nog eens; al zingende schoof de menigte langzaam de deuren uit. En het refrein: Bagijntjes en kwezelkens dansen niet..., klonk ook nog buiten lustig op in de avondlucht, naklank van een genoeglijken muziekavond.
Dit eerste volksconcert zal zeker velen naar een tweede doen verlangen.
D. Ct.