Neerlandia. Jaargang 11
(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Perzië.Hoezee! Eindelijk hebben wij, Hollanders, een belangrijken stap voorwaarts gedaan, namelijk door de benoeming van onzen Minister-Resident, Jonkheer J.E. de Sturler tot Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigden Minister, voor welke benoeming wij, Hollanders, de Regeering en allen die daartoe medegewerkt hebben, niet genoeg dankbaar kunnen zijn. Vooral na de vaststelling der constitutioneele regeering in Perzië is deze stap voor ons van heel groot belang, daar onze gevolmachtigde nu evenals alle andere vertegenwoordigers geheel onafhankelijk kan handelen, zonder aanleiding te geven tot gedachten aan politiek spel. En tweedens is voor ons Hollanders nu door het vooruitzicht op verbeteringen, wel- | |
[pagina 60]
| |
ke uit de constitutie moeten voortvloeien, in Perzië een veld opengesteld, hetwelk zoowel voor de industrie als voor den handel van Holland van groot nut kan zijn. Onder anderen hopen wij, dat het den ingenieur in Perzischen Staatsdienst, den heer D.L. Graadt van Roggen, moge gelukken, de waterwerken in AhwazGa naar voetnoot*) te doen uitvoeren, waardoor Holland op een roemrijk werk méér trotsch zal kunnen zijn. Reeds in het vorige jaar heb ik met een paar woorden aangehaald, wat noodig is om onzen handel te doen opleven. Het kan niet meer uitblijven of Perzië zal zich gedwongen voelen om spoorwegen te bouwen en daar deze en andere concessiën tot verkrijging aller ondernemingen inhanden is van den Nationalen Raad (Medjeles), zoo is het het zeer wel moge lijk, dat wij Hollanders hierbij de voorkeur zullen hebben, alléén slechts om het politieke karakter te doen verdwijnen, waaraan tegenwoordig elke concessie onderhevig was. Alleen reeds het noemen van Engelschen of Russen maakt den Pers zeer prikkelbaar. Zoodra een van beiden in 't bezit is eener concessie heet het dadelijk, dat dit een voorwendsel is, om in Perzié de overhand te krijgen. Er is reeds zooveel malen aangehaald wat hier voor Holland en onze koloniën gedaan kan worden, dat ik 't overbodig acht dat te herhalen. Evenals voorheen uiten wij den wensch, dat de benoeming van onzen tegenwoordigen Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister 't belang voor ons moge hebben, dat wij er van verwachten. |
|