Neerlandia. Jaargang 11
(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNed.-Antillen.Portugeesch of Caraïbisch?Voor de zooveelste maal is in de Curaçaosche pers de vraag opgeworpen, of Curaçao eene Portugeesche of eene Caraïbische benaming is. Veroorloof mij eene poging tot beantwoording dier vraag. Mijne overtuiging is, dat het eene Caraïbische benaming is. Ziehier op welke gronden mijne meening steunt. Vooreerst op de getuigenis van Gonzalo Fernandez de Oviedo. Deze Spaansche geschiedschrijver werd geboren te Madrid in 1478. Hij werd benoemd tot ‘veëdor’ (opzichter) van de goudsmelterijen op het Vaste Land en kwam naar Amerika in 1513. Hij keerde naar Spanje terug in 1515 om aan den Koning van Spanje verslag te geven omtrent den toestand der Indiën, die hij in alle richtingen had doorkruist. Daarenboven legde hij zijne bevindingen neer in tal van werken. O.a. schrijft hij: Is lasy Ferra firme del mar Oceano, - Historia natural de las Indias, - Historia de las cosas sucedidas en las Indias, - alsmede: Historia natural y general de las Indias. Welnu, in dit laatste werk, vinden wij het volgende getuigenis: Lib. XXI. ‘Meer naar het Westen van het eiland der Aves, bevindt zich het eiland “Boynare”; meer nog naar het Westen bevindt zich een ander, dat “Corazante” heet; meer nog naar 't Westen ligt het eiland: “Aruba” geheeten. Deze namen worden door vele nieuwere cosmografen in sommige brieven anders geschreven...... Het eiland, dat in den brief genoemd wordt Corazante noemen de Indidianen Curazao en de admiraal, die het ontdekteGa naar voetnoot*), liet het zijn naam behouden’. In dit getuigenis blijken vooral twee zaken. Vooreerst, dat de twistvraag over den naam van Curazao, niet van vandaag of gisteren is; dewijl Oviedo aldus schreef in het eerste vierendeel der zestiende eeuw. Maar ook vooral blijkt er zonneklaar uit, dat Portugeesche invloed op die benaming zoo goed als onmogelijk is. Niet Ojeda gaf bij de ontdekking aan het eiland een naam, maar hij nam den naam over van de Indianen, die tot dan met geen enkelen Europeaan in aanraking waren geweest. Een tweede getuigenis, - zoo er na de aanhaling van Oviedo nog een noodig is - is dat van Bartolomé de Las Casas, die reeds in 1502 op deze zeeën rondzwalkte en in Santo Domingo voet aan wal zette. Ook deze later zoo befaamde man schreef een boek: Historia general de las Indias. Daarin zegt hij o.a. (Lib. II. Cap. II) sprekend van de eilanden der Reuzen: ‘Dat moet geweest zijn het eiland, hetwelk de Indiërs Curaçao noemen, de voorlaatste smalle strook’. Maar als de Indiërs in den tijd van Las Casas het eiland al Curaçao noemden, dan blijkt daaruit ten duidelijkste, dat Portugeesche invloed aan die benaming geheel vreemd is. ‘Maar die uitgang çao dan!’ zoo hoort men dikwijls opwerpen. Is die niet zuiver Portugeesch? Ja, geschreven met çao heeft dat wel den schijn van Portugeesch; doch men bedenke, dat de benaming bestond voor de schrijfwijze en dat die uitgang ook teruggegeven kan worden door zau of zo, zooals blijkt uit de boeken der West-Indische Compagnie; de Kamer van Zeeland schreef zelfs in 1634-1636: Curakau, Corasou, CarazuGa naar voetnoot**). Dat er in het Portugeesch woorden bestaan b.v. Coraçao, hart, en andere, die veel op Curaçao gelijken, geef ik gaarne toe; doch dat de benaming van ons eiland daar eenigszins mede overeenkomt, is alleen toe te schrijven aan toeval of aan eene speling, waardoor men met hetzelfde woord in een andere taal, soms de meest verschillende dingen uitdrukt. Gaarne geef ik mijne meening voor eene betere; doch vooralsnog meen ik mij aan de getuigenissen van Oviedo en Las Casas te mogen houden. M. VICTOR ZWIJSEN. Curaçao, 16 Nov. 1906. |
|