Oost-Indië.
Bintang Hindia.
In de September-aflevering van 1902 werd in Neerlandia onder den titel ‘Een nieuw Maleisch Tijdschrift’ een welkom toegeroepen aan de ‘Bintang Hindia’, waarvan toen eenige proefnummers verschenen waren.
Sedert Januari 1903 kwam dat halfmaandelijksche blad geregeld uit, zoodat het nu in zijn vierden jaargang is. In hoeverre het aan het doel, omschreven in die September-aflevering, in alle opzichten, voldaan heeft, kan hier moeilijk beoordeeld worden. Zeker is, dat het aardige en aanschouwelijke beelden gaf van min of meer belangrijke gebeurtenissen in Europa, Azië en in het bizonder Nederlandsch-Indië, eenigszins in den trant als de Wereldkroniek, de Week en de Prins dit bij ons te lande doen, maar wij zouden haast zeggen, beter, mooier, o.a. op zeer goed papier; daardoor reeds moet de kijk op vele toestanden in de wereld, buiten den kring, waarin de meeste inlandsche lezers leven, verruimd en moet de gedachtengang dier lezers in andere dan de gewone dagelijksche banen geleid worden.
Alleen de betrekkelijk vele afbeeldingen, die de verschenen afleveringen van voorvallen uit den Russisch-Japanschen oorlog gaven zullen weinig tot de ontwikkeling dier inlandsche lezers hebben bijgedragen. Een bizonder fraaie aflevering was no. 10 van dit jaar, die omstreeks 31 Augustus in Indië zou verspreid worden.
Ook vele van de artikelen, welke de B.H. bevat, zullen tot die verruiming en tot de opheffing uit het gedachtenkringetje, waarbinnen velen zich tot nu toe bewogen, hebben kunnen medewerken; sommige daarvan mogen leerrijk genoemd worden, terwijl het streven der redactie om tot practische beoefening der Nederlandsche taal op te wekken, dezerzijds bizondere waardeering verdient.
Ettelijke ingezonden stukken, deels in het Maleisch, deels in het Nederlandsch door inlanders geschreven, gaven blijk, dat Jong-Indië aan de grens staat van een nieuw tijdperk, dat het echter nog zoekende is naar vaste lijnen, waarlangs het zich zal bewegen; de dageraad van een nieuw leven begint te lichten, maar het doel is nog niet vast omlijnd, de wegen daarheen zijn nog niet duidelijk afgebakend.
Meer in het bizonder wordt hier nu nog eens de aandacht op de B.H. gevestigd, omdat dit blad er toe kan bijdragen de ontwikkeling van degenen, in wier handen het komt in bepaalde banen te leiden.
Uit den aard der zaak zullen de lezers zijn de hoofden, ambtenaren, onderwijzers, handelaren, in het algemeen zij die door hun stand en werkkring invloed op de ontwikkeling, ook de economische, van het volk kunnen oefenen. Aan de redactie der B.H. is het nu, aan die ontwikkeling richting te geven; dit is geen gemakkelijke taak. Bevattelijke artikelen over het spaarwezen, het nut der dessa-loemboengs, practische wenken op het gebied van den landbouw, de vischvangst, de handwerks-nijverheid zullen veel nut kunnen stichten. Indien de redactie er in mocht slagen het besef levendig te doen worden, hoe het verrichten van arbeid, ook van een handwerk, den mensch tot eer strekt, hoe door spaarzaamheid tot een zekeren welstand kan gekomen worden; hoe zorgeloosheid en onverschilligheid tot verval leiden; zal zij een onmetelijk goed werk doen.
Op den goeden weg is de redactie met hare, sedert eenigen tijd bij de B.H. gevoegde bijlagen, die in Indië gedrukt en dáár aan de geabonneerden gezonden worden. Zoo bevatten de nrs. 8 en 9 opstellen in het Maleisch over de kennis van de zorg voor het lichaam, raadgevingen en waarschuwingen om de gezondheid te bewaren, bewerkt naar Dr. N.P. van der Stok door Prof. Ch.A. van Ophuyzen; voorts: voorschriften voor de verzorging en vermenigvuldiging van huisdieren door den Rijksveearts B. Vrijburg. Verder vertalingen van staatsbladen die voor de inlandsche en Chineesche lezers van belang zijn.
Indien de redactie voortgaat, met naast hare afbeeldingen, die weetgierigheid en belangstelling voor wat tot nu toe buiten den gedachtenkring der inlandsche lezers viel, moeten wekken, te geven opstellen, die tot een opgewekt economisch leven, tot een streven naar practische, nuttige kennis leiden, zal zij haar doel bereiken en voor de inlandsche maatschappij nuttig zijn.
Naar vertrouwd wordt zal de B.H. zich dan tevens weten te onthouden van zulk scherp verweer, als waartoe de redactie zich liet verleiden door de aanvallen van de Indische pers, naar aanleiding van den, haar door de Indische Regeering, verleenden steun.
De redactie bestaat thans uit de heeren:
H.C.C. Clockener Brousson, directeur-hoofdredacteur te Nijmegen; |
Abdul Rivai, hoofd-redacteur voor Nederland te Amsterdam; |
J.E. Tehupeiory, hoofd-redacteur voor Nederl.-Indië te Bandoeng; |
Darma Koesoema te Bandoeng, mede-redacteur; |
Abdul Moeis te Bandoeng, mede-redacteur; |
Samsoedin Rassat te Nijmegen, mede-redacteur; |
Said Shaik Alhady te Singapore, mede-redacteur; terwijl de heeren A. Regensburg en F.W.H. Tuinenburg optreden opvolgend als adviseur voor de Maleische taal en als hoofdvertegenwoordiger in Nederl.-Indië. |
De uitgever is N.J. Boon te Amsterdam; het hoofdkantoor in Indië is te Bandoeng gevestigd.