Zuid-Nederland.
Het Nederlandsch in den Belgischen Handel.
Over dit onderwerp heeft de heer Joris Fassotte een uitvoerig opstel geschreven in De Vlaamsche Gids.
Ook hij wenscht handelsafdeelingen van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Hij verwijst naar wat de heer Lodewijk de Raet daarover heeft geschreven. Het schijnt hem echter noodig door nieuwe behandeling van het ontwerp het algemeen nadenken te prikkelen.
Verandering van den tegenwoordigen toestand is noodig in het belang van het algemeen en in het belang van den Belgischen handel. Verandering is mogelijk en daarbij is de taal het wapen. Hij wenscht een nieuw orgaan hiervoor, naast Neerlandia en ontwikkelt een plan van uitvoering met de medewerking van Nederlanders.
Over den tegenwoordigen toestand schrijft hij o.a.:
‘De kleinhandel is Vlaamsch; hij verstaat meestal geen Fransch. Doch hij laat zich Fransch opdringen, stukken afgeven die hij niet verstaat.
Omdat alles daarboven, middel- en groothandel, voor het leeuwenaandeel Fransch is.
De gezindheid is slecht. Men aanziet het Vlaamsch als iets dat wel voor dilettanti en letterkundigen, maar niet voor zaken in aanmerking komen kan. De Vlamingen zelf zijn hieraan de schuld: het verkeer tusschen Vlamingen is Fransch en welk een Fransch dikwijls! Met de Hollanders hier te lande is het al even treurig gesteld.
Toch zijn er verblijdende uitzonderingen. Telkens en telkens weer wordt men aangenaam getroffen bij het ontmoeten van namen of personen die de beste gezindheid aan den dag leggen. Hun aantal is wellicht grooter dan men vermoedt.
In enkele arrondissementen is het beter gesteld. Het noorden van beide Vlaanderen, Antwerpen, het noorden van Limburg zijn goed. In Antwerpen vooral is veel te oogsten. Gent is slechter. De geheele zuidkant van beide Vlaanderen is erg verbasterd. Ook Brussel is er heel slecht aan toe.
Toch is het merkwaardig, dat geene verkoopster een plaats krijgt als zij geen Vlaamsch kent. In de nijverheidscentra van het Walenland staat op vele winkels “hier spreekt men Vlaamsch”.
Het juiste aandeel van onze taal in den handel te bepalen is onmogelijk, bij gemis aan statistieke gegevens. Alleen wijs ik op het volgende:
Op 4000 telefoonabonnenten voor het net Antwerpen geven 160 een Vlaamsch adres op; |
op 1600 telefoonabonnenten voor het net Gent geven 11 een Vlaamsch adres op; |
op 400 telfoonabonnenten voor het net Kortrijk geven 4 een Vlaamsch adres op; |
op 100 telefoonabonnenten voor het net Mechelen geeft 1 een Vlaamsch adres op; |
op 150 telefoonabonnenten voor het net Leuven geven 2 een Vlaamsch adres op; |
op 150 telefoonabonnenten voor het net Dendermonde geeft niemand een Vlaamsch adres op; |
op 1000 telefoonabonnenten voor het net de Kust geven 20 een Vlaamsch adres op. |
Er bestaan enkele Vlaamsche volksbanken: de Gentsche (in likwidatie), de Mechelsche, de Leuvensche, de Oostendsche. Voor het overige is het geheele bankvak Fransch.
De beurstaal is Fransch. Enkele wisselagenten echter hebben Vlaamsche opschriften. Een paar Vlaamsche beurscouranten verschijnen - als vertaling van een Fransch blad.
Dit Nederlandsch is er vanzelf ingekomen, steunt niet op een stelselmatig vakonderwijs. Ook bestaat er geen geijkte eenvormige handelstaal. Dit voor het binnenland. Voor buitenlandsche betrekkingen met stamverwante volkeren kan de taal in aanmerking komen. Met Zuid-Afrika en Insulinde is ons verkeer gering, zeker niet Nederlandsch in taal - en bij de betrekkingen met Nederland zelf tusschen Vlamingen en Nederlanders is Fransch de hoofdsom’.