besloten een beslissenden stap te doen; audientie werd namens de afdeeling aangevraagd en beantwoord met een uitnoodiging aan een twaalftal Nederlanders in Constantinopel woonachtig, waarvan 10 tot onze afdeeling behoorden.
De president voerde hier het woord en verzocht na den geheelen toestand te hebben blootgelegd of Z.E. de Gezant de goedheid wilde hebben hetzij onze eerevoorzitter te willen worden of zoodat niet ging op een of andere wijze met onze afdeeling in verbinding te treden en daardoor een krachtig optreden en werken in nationalen zin mogelijk te maken.
Wat hierop geantwoord werd gaan wij met stilzwijgen voorbij, tenzij het Alg. Bestuur het noodig oordeelt de gegeven verslagen openbaar te maken.
Dit evenwel moet kort gezegd worden. De Gezant maakte onderscheid tusschen Kolonie en afdeeling, stelde zich geheel tot beschikking van de Kolonie, wat wij dankbaar herdenken en verzocht ten slotte twee leden van de afdeeling op een anderen dag met Z.E. te komen overleggen. Die andere dag kwam en met deze de groote teleurstelling die bijna al ons werken in Constantinopel had kunnen verlammen. De Gezant was het niet eens met ons denkbeeld omtrent verzamelen, vereeniging, evenmin omtrent het les geven in de Nederl. taal, het opwekken van het nationaliteitsgevoel in de omgeving waar wij verkeeren en verder gaande kon Z.E. geen instemming betuigen met de grondbeginselen van het Alg. Ned. Verb. in het algemeen. Hij weigerde dus de afdeeling te kennen.
De alg. vergadering, na haar afgevaardigden gehoord te hebben, besloot niettegenstaande dit streng afkeurend oordeel van onzen Gezant met algemeene stemmen de afdeeling te doen blijven voortbestaan, ja het ledental nam zelfs met twee toe, maar eveneens op voorstel van het bestuur werd de overtuiging uitgesproken dat thans het woord aan het Alg Bestuur van het Alg. Ned. Verbond was.
Uitvoerig verslag werd daarom gegeven. Welke stappen hierop het Hoofdbestuur heeft meenen te doen en welk gebruik het maakte van den sleutel dien wij gaven om de oorzaak te vinden van den weinigen vooruitgang van het Verbond in het Buitenland, staat niet aan ons om te openbaren.
Een nieuw reglement werd opgemaakt en de financieele toestand was gunstig.
Dr. A. Coomans de Ruiter
Mr. A.E. van Lennep.
Het Hoofdbestuur heeft zich naar aanleiding van het hem door het Bestuur der Afdeeling uitgebrachte verslag met verzoek om inlichtingen gewend tot den Nederlandschen Gezant te Constantinopel, in de hoop de zaak langzamerhand tot eene gunstige oplossing te brengen.
De Gezant heeft tot dusverre op dit verzoek gezwegen, zoodat het Hoofdbestuur thans volkomen gerechtvaardigd meende te zijn door den loop der zaak mede te deelen aan den Minister van Buitenlandsche Zaken, die een onderzoek toezegde.
Red.