Neerlandia. Jaargang 10
(1906)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Wacht u voor overdrijving!Hoe is 't toch mogelijk, dat ondanks herhaalde waarschuwingen van het Bondsbestuur er geen maand voorbij gaat zonder dat Neerlandia ons bewijzen brengt van een zoo ergerlijke overdrijving op het gebied van de taalzuivering, dat mij bekend is dat alléén daarom zich een van onze jongere leden van het verbond heeft afgekeerd! Nu is het weer de heer Hoogenbirk die durft zeggen: ‘laten we eens iets te ver gaan!’ - Nèèn, waarde Heer, laten we dat nu eens juist nièt doen! We moeten nièt te vèr gaan, vooral niet tè ver! Voelt u dan niet, dat u ons Verbond daardoor slechts belachelijk maakt? Wat beteekent toch dit dwaze strijden tegen ingewortelde ‘vreemde’ woorden? Meent gij dan door uw maak-woord (dat inderdaad een ‘vreemd’ woord is, vooral als gij zelf erkent dat 't zelfs voor u ‘uw bedoeling niet zoo goed’ uitdrukt als het uitheemsche!) het ingeburgerde te doen verdwijnen? Meent gij door uw ‘Hollandsch’ woord te gebruiken ook maar de minste propaganda (vreemd woord!) te maken voor ons streven? - Is het tenslotte dan ons strèven om onze taal ‘te zuiveren’? 't Moet u toch bekend zijn dat die taalzuivering, en dan nog beperkt tot het gebied waar zuivering nuttig en noodig is, eerst een zooveelste plaats inneemt in ons program (vreemd. o, o!). | |
[pagina 96]
| |
Het wil mij tenminste voorkomen dat ik, die rustig 'n ‘pasje’ vraag aan den conducteur (o, wee!) geen ziertje minder goed Nederlander ben, dan iemand die ‘'n goed-voor-overal-heen’, ‘'n voor-alle-lijnen’, 't officieele ‘tweeritskaart’ of ‘een dubbele’ vraagt, op gevaar af niet begrepen te worden! - Maar al te gek wordt het, als de besturen der afdeelingen zelf zich schuldig maken aan dergelijke dwaasheden! Reeds een vorig maal, bij de uitvoering van Coers' liederenkoor voor de Afd. Amsterdam, heb ik me braaf geërgerd aan vertalingen van sopraan, tenor enz. door weet-ik-wàt voor gekke ‘Nederlandsche’ vormen. Ik was toen nog niet zoo heel lang lid en verscheurde 't ingezonden stuk, dat klaar lag. Nu was er Vrijdag 23 Febr. een ‘Kunstavond’ georganiseerd(!) door de Afdeeling Amsterdam. Over de kwestie of er wel reden was voor zoo'n ietwat pretentieusen(!) titel - ik wil hier geen kunstkritiek schrijven. Onaangenaam deden alleen de veranderingen in sommige der oude liedjes aangebracht verscheidenen aan: van groot gevoel voor die poëzie getuigden die zeker niet! Ook wil ik hier niet spreken over 't zeer geringe nut dat avonden als deze volgens mij voor onze afdeeling hebben... Mààr - in de hal hing een karton (ik wil hopen dat geen van de vele(!) belangstellenden, die nog geen lid waren, het gezien heeft!) met het opschrift: ‘Goederenloods’, o pardon, ‘Goederenkamer’! Voor wie 't niet dadelijk begrijpt - 'n vrije vertaling van ‘garderobe’! Gelukkig riep 't jongmensch bij den ingang niet 't ‘Nederlandsche’, maar 't ‘Fransche’ woord! Ik zou nu wel eens willen vernemen, wie aan die dwaasheid schuld heeft. Als er dan vertaald moèst worden, waarom dan niet ‘kleederenkamer’ of ‘kleederbewaarplaats’ - of was men bang dat er dan ‘kinderbewaarplaats’ zou gelezen worden?! Misschien ook is 't een vriendelijkheid,Ga naar voetnoot1) mogelijk ook ironie (vreemd!) van den verhuurder van de zaal geweest!? - Maar ‘klokslag halfnegen’, zooals op de kaarten stond, is in ieder geval een m.i. pietluttige zifterij - ik hoop niemand te beleedigen, want dit is niet mijn bedoeling! - van het bestuur onzer afdeeling! Moet ‘precies’ verdreven worden, heeren?Ga naar voetnoot2) - In hoeveel tijd neemt u aan dat klaar te spelen?! - Ik weet wel dat de redactie van Neerlandia vaak heeft gewaarschuwd tegen die vreeslijke overdrijving, maar 't kan dunkt me geen kwaad het nog eens te doen! En er nog eens op te wijzen, dat niet in het bannen van ‘vreemde’ woorden 't zwaartepunt van onze beweging ligt, noch moet komen te liggen! Nederlandsch waar 't kan en anders rustig leenen, medestrijders, daarom kan onze strijd evengoed gevoerd worden en blijven we even goede Nederlanders!
A'dam, 25-2-'06. J.H. Polenaar. Aan de Redactie van Neerlandia.
Kan een Jood lid van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn? Deze vraag schoot mij te binnen, toen ik de eerste maal 't orgaan Neerlandia in handen kreeg. Op den omslag las ik namelijk 't doel; en naar mijne meening kan geen oprecht Jood, d.w.z. een Jood, die meewerken wil tot instandhouding van zijn stam, - iets wat 't Nederlandsch Verbond van elk oprecht lid van de Nederlandschen stam verlangt - lid van bovengenoemd Verbond zijn. We lezen toch op die bladzijde: ... Versterking van ons nationaliteitsgevoel, lasterlijke beschouwingen tegen ons volk en onzen stam.’ Dergelijke woorden kunnen alleen uitgesproken worden door hen, wier voorouders tot de oorspronkelijke bevolking van Nederland behoorden, dus niet door de Joden. Ik meen dan ook, dat alle Joodsche leden, waartoe ik ook behoor, moeten bedanken tenzij mijne opvatting verkeerd is, 't geen ik dan gaarne wensch te vernemen. J. Sanders Az. Amsterdam, 21 Febr. 1906.
De vraag van den Heer Sanders is niet duidelijk. Bedoelt hij of voor en vanwege het A.N.V. bezwaar bestaat tegen het lidmaatschap van Joden, of wel twijfelt hij of een Jood als zoodanig voor zijn geweten dat lidmaatschap kan verantwoorden? In het eerste geval: hoe ter wereld zou voor het A.N.V. bezwaar kunnen bestaan tegen het lidmaatschap van Joden? Het vraagt immers in de verste verte niet naar staatkundige noch naar kerkelijke belijdenis of richting. Het vraagt alleen naar den wil om in een bond van Nederlanders en afstammelingen van Nederlanders samen te werken tot onderlingen steun en tot verheffing der nationaliteit. En voor den Heer Sanders is toch ook Nederland het vaderland? Het zou eene beleediging zijn daaraan te twijfelen. Wat doet het dan er toe of zijn wieg oorspronkelijk stond in het Oosten? Een kind wel uit Duitsche of Fransche ouders, dat in ons land is geboren en opgevoed, kan door en door Nederlander zijn geworden! Onze Burgerlijke stand krioelt van vreemde namen, wier dragers ondanks hun min of meer verwijderden oorsprong, Nederland met liefde hun vaderland noemen. In het tweede geval, wat het Joodsch-godsdienstige geweten betreft, dat zij en blijve een zaak van den Heer Sanders zelf, bij twijfel, van diens geestelijken raadsman. Daar blijft het A.N.V. buiten. Enkel zij hem herinnerd dat van de vele, en daarmede waarlijk niet de minste zijner Nederlandsche geloofsgenooten, leden van het A.N.V., hij de eerste is die twijfel uit. Red.
Daar de toevloed van copie maandelijks sterk toeneemt, zullen jaarverslagen voortaan slechts verkort worden opgenomen. Red. |
|