Neerlandia. Jaargang 10
(1906)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerslag over de werkzaamheden van Groep ‘Nederlandsche Antillen’ in 1905.Ga naar voetnoot1)Voor de eerste maal zal in Neerlandia naast de jaarverslagen der andere Groepen van ons Verbond, ook dat van onze jeugdige Groep ‘Nederlandsche Antillen’ een kleine plaats innemen. Klein zal die plaats zijn want onze Groep is nog jong; zij heeft pas haar eerste levensjaar volbracht. Veel kracht kan zij nog niet ontwikkelen; evenals een kind van één jaar nog niet op eigen beenen kan staan en den steun der moeder niet kan ontberen, zoo is dat ook met onze Groep het geval. Zij heeft nog in hooge mate den steun van het Hoofdbestuur noodig. Werpen we echter een blik op den afgelegden levensweg dan zien we dat dit eerste jaar geweest is in alle opzichten een voorspoedig jaar en wanneer onze Groep zich in dezelfde mate blijft ontwikkelen, dan zal zij zeker spoedig naast hare oudere zusters eene eervolle plaats innemen. Hoewel eigenlijk reeds in November 1904 tot stand gekomen zoo moet men het jaar 1905 toch beschouwen als het eerste levensjaar onzer Groep, omdat in het begin van dat jaar het Groepsreglement in werking trad en aan onze vereeniging daarop rechtspersoonlijkheid verleend werd. Dank zij de groote vaderlandsliefde der ingezetenen dezer Kolonie was de oprichting onzer Groep vlot tot stand gekomen en bewees zij dat de roepstem van het Verbond weerklank gevonden had in de harten der Curaçaonaars. Ook mocht zij al dadelijk rekenen op den steun van den Hoogedelgestrengen Heer Gouverneur dezer Kolonie, die onmiddellijk de benoeming tot Eere-Voorzitter welwillend aanvaardde en gedurende het geheele jaar toonde hoezeer hem de zaak van ons Verbond ter harte gaat. Het is hier de plaats om Z.H.E.G. voor den ondervonden steun dank te betuigen, terwijl wij onze vereeniging in zijne belangstelling blijven aanbevelen. Onder zulke gunstige voorteekenen geboren kon het niet anders of het eerste levensjaar moest voorspoedig worden. Toch heeft onze Groep ook haar leed gehad. Wanneer we aan den eindpaal van een levensjaar gekomen zijn dan is het onze gewoonte om dat jaar nog eens in gedachten te herleven. We gevoelen ons dankbaar gestemd voor al het goede dat het afgeloopen jaar ons bracht; maar we kunnen ook niet nalaten te denken aan het leed dat we ondervonden en daarbij gevoelen we eene innerlijke behoefte om eerst eenige oogenblikken met eerbied en liefde te denken aan hen die ons door den dood ontvielen. Ook onze vereeniging heeft de dood niet gespaard en nu wij na een jaar hier weer tezamen komen, missen we aan de bestuurstafel ons geacht bestuurslid, den Heer A.A. Correa. De Heer Correa was een goed vaderlander en | |
[pagina 90]
| |
een edel mensch. Kwam men tot hem voor eene goede zaak, hij was altijd dadelijk bereid te helpen en toen ik hem bekend maakte met de beginselen van ons Verbond en uitlegde hoe gewenscht het was hier in de Kolonie meer en meer een Nederlandsche geest te ontwikkelen en den band met het moederland te versterken, was hij ook dadelijk voor onze zaak gewonnen en bereid mede te werken tot de oprichting onzer Groep. Wel is zijne plaats niet ledig gebleven en wordt die thans op waardige wijze ingenomen door den Heer M.C. Henriquez, doch wij missen hem toch. Ondergeteekende verloor in hem een goed vriend en onze vereeniging een grooten steun. Een tweede slag trof ons door den dood van den Heer J.H.M. Chumaceiro. Te Amsterdam geboren heeft hij reeds op jeugdigen leeftijd het vaderland verlaten en niettegenstaande een veeljarig verblijf in de Vereenigde Staten was hij een goed Nederlander gebleven. Met hart en ziel leefde hij mede met ons Verbond en zijn artikel over de Nederlandsche taal in het Curaçao-nummer ligt ons allen nog versch in het geheugen. Helaas slechts korten tijd na het verschijnen van dat nummer is hij overleden en verloor onze vereeniging in hem een ijverig lid. Na ons van dezen treurigen plicht gekweten en onze dooden herdacht te hebben, zullen we trachten U een beeld te geven van den toestand, waarin onze Groep thans verkeert, op welke wijze zij heeft gewerkt en welke de resultaten van haren arbeid zijn. Dat onze Groep zich in het afgeloopen jaar flink heeft ontwikkeld springt al dadelijk in het oog, wanneer we de ledenlijst van 1 Januari 1906 vergelijken met die van 1 Januari 1905. Op 1 Januari 1905 telde de vereeniging 135 leden over de verschillende eilanden onzer kolonie verdeeld als volgt: Curaçao 99, Aruba 12, Bonaire 9, St. Martin 5, St. Eustatius 9, Saba 1, totaal 135. Op 1 Januari 1906 was het aantal gestegen tot 238: Curaçao 177, Aruba 20, Bonaire 23, St. Martin 8, St. Eustatius 8, Saba 2. Het aantal leden is dus toegenomen met 103. Dat is prachtig, doch het kan nog beter. Het A.N.V. moet meer en meer worden eene volkszaak. Daarom is de minimumbijdrage zóó laag gesteld, dat zooveel mogelijk iedereen er lid van kan zijn. Laten we hopen dat de belangstelling voor het Verbond in deze Kolonie steeds zal blijven toenemen, dat het streven van ons Verbond meer en meer begrepen en gewaardeerd zal worden en dat die waardeering zich zal uiten in eene voortdurende stijging van het ledental. Ook den leden zelf moet op het hart gedrukt worden, dat het niet voldoende is om lid te zijn; doch dat van hen verwacht wordt, dat zij onze beginselen meer en meer helpen verbreiden en dat zij daarvoor ieder in zijne familie en vriendenkring ruimschoots de gelegenheid zullen vinden. Een goed voorbeeld wordt in dit opzicht gegeven door den Heer M.M. Pinedo, die op zijne reizen door de omliggende republieken altijd tracht de daar wonende landgenooten voor het Verbond te winnen. Ook zou het aantal beschermende leden grooter kunnen zijn. Onder de 238 leden onzer Groep zijn er slechts 4. Begunstigende leden ontbreken geheel; bijna alle betalen de minimumbijdrage. En toch kunnen we zonder eene goed gevulde beurs weinig uitrichten en zullen we steeds te veel moeten rekenen op den steun van het Hoofdbestuur. Wel klopt men daar nooit te vergeefs aan de deur doch ook de andere Groepen hebben recht op ondersteuning. Wij moeten daarom trachten zoo spoedig mogelijk op eigen beenen te kunnen staan, want dan eerst kunnen wij door eigen middelen en gesteund door het Hoofdbestuur krachtig werkzaam zijn in het belang der Kolonie. Vele leden zullen in staat zijn meer te betalen dan de minimumbijdrage. Moge onder hen de liefde voor onze zaak zóó groot zijn dat hunne namen het volgend jaar op de ledenlijst prijken onder de rubrieken beschermende of begunstigende leden. Een bemoedigend verschijnsel is dat een 4-tal dames op Curaçao het voorbeeld gevolgd hebben van Mevrouw van Grol op St. Eustatius en toegetreden zijn als leden van het Verbond. Gij allen zult beseffen welk een groote steun het voor ons Verbond zal zijn, wanneer wij in ons streven meer en meer de sympathie verwerven van de vrouwen in deze Kolonie. Dat zal ons groote kracht geven. Hebben we de vrouwen op onze hand, dan volgen de mannen van zelf. Als vertegenwoordiger onzer Groep in het Hoofdbestuur werd benoemd de Heer A.E.J. van den Brandhof, die als zoodanig de viering bijwoonde van het tienjarig bestaan van het Verbond te Aalst, op welk feest aan den oprichter van het Verbond, den Heer H. Meert, op zulk eene waardige wijze hurde werd bewezen. De heer A.C. de Veer, nam namens onze Groep zitting in de commissie tot het nazien van de rekening en verantwoording van den Algemeenen Penningmeester. Aangezien vele Curaçaonaars gevestigd zijn in de omliggende republieken en een klein aantal van hen ook leden zijn van het Verbond, zoo heeft het bij het Groepsbestuur een punt van overweging uitgemaakt of het niet wenschelijk zou zijn het gebied onzer Groep niet te beperken tot onze Kolonie, doch uit te breiden met die omliggende landen en wel voornamelijk met Venezuela. Met het Hoofdbestuur en den Heer Duwaer te Maracaibo werd over deze zaak van gedachte gewisseld, doch hoewel de wenschelijkheid duidelijk in het oog viel, kon dit plan niet doorgaan, wegens de belangrijke uitbreiding der briefwisseling onzer Groep, die van zulk een maatregel het gevolg zou worden. Toch is eene betere organisatie van het Verbond in die landen gewenscht en zou het aantal leden daar veel grooter kunnen zijn. Daarom zal het Groepsbestuur steeds zijne tusschenkomst verleenen tot het benoemen van vertegenwoordigers in de voornaamste plaatsen dier omliggende republieken. Zoo | |
[pagina 91]
| |
slaagden wij er reeds in vertegenwoordigers voor het Verbond te vinden in de republiek Panama, waar de Heer J.J. Ecker. Sr., te Colon en de Heer J.W. Th. Daal., te Ancón als zoodanig zijn opgetreden. Voor de voornaamste plaatsen van Venezuela werden door ons personen als vertegenwoordigers aanbevolen bij het Hoofdbestuur, doch eene benoeming heeft nog niet plaats gehad. Met de geldmiddelen onzer Groep is het nog niet schitterend gesteld. De ontvangsten hebben bedragen f 613.50 en de uitgaven f 625.85 zoodat het jaar 1905 sluit met een nadeelig saldo van f 12.35. De meeste gelden, welke overbleven na aftrek van het aandeel dat onze Groep moet storten in de algemeene kas, werden besteed ter bestrijding van alle onkosten, welke bij de oprichting onzer vereeniging onvermijdelijk waren, zooals het drukken van reglementen, enz. Voor het jaar 1906 zal de toestand gunstiger zijn door de stijging van het aantal leden, terwijl vele der in het afgeloopen jaar noodzakelijke uitgaven dit jaar niet noodig zullen zijn. Ook werd door ons een rekest bij het Bestuur dezer Kolonie ingediend met het verzoek eene jaarlijksche ondersteuning van gouvernementswege te mogen genieten, op welk verzoek door den Hoogedelgestrengen Heer Gouverneur goedgunstig werd beschikt met de mededeeling dat op de begrooting voor het jaar 1907 een crediet van f 500. - voor onze vereeniging zal worden aangevraagd. Om een bewijs te geven dat wij ook medeleven met het moederland en belangstellen in alles wat daar gebeurt, werd door ons eene som van f 50. - geschonken aan het Comité tot oprichting van een standbeeld voor den beroemden Stadhouder Willem III en trad onze Groep toe als beschermend lid der Vereeniging ‘Het Nederlandsche Lied,’ gevestigd te Utrecht. Eene belangrijke zaak, waarmede het Groepsbestuur zich al onmiddellijk na de oprichting onzer Groep moest bezighouden was die der beide studiebeurzen welke reeds in den loop van het jaar 1904 door het Hoofdbestuur beschikbaar werden gesteld. Vóór den 1en April 1905 waren ingekomen 5, na den 1en April nog 3 aanvragen, van welke laatste uit een oogpunt van billijkheid tegenover de 5 eerste geen nota meer kon genomen worden. Omtrent de 5 eerste jongelieden werden de noodige inlichtingen ingewonnen en werd besloten 4 van hen in aanmerking te brengen bij het Hoofdbestuur. De keuze van het Hoofdbestuur viel op de jongelieden Johan Gerrit Veeris en John Sprockel. De jongeling Sprockel is den 20en Juli 1905 met een schip van den K.W.I.M. naar Nederland vertrokken, terwijl de jongeling Veeris den 2en Augustus met de Duitsche boot de reis naar Europa aanvaardde, zoodat beiden bij den aanvang van den nieuwen cursus in September met hunne studiën konden beginnen. Beide jongelieden zullen opgeleid worden voor het onderwijs om in het bezit der hoofdakte naar de Kolonie terug te keeren. Het Groepsbestuur betuigt hierbij openlijk zijn dank aan den Heer F. Agterberg, Hoofd der Hendrik school alhier, thans met verlof te Nijmegen, voor het féit dat hij zich onmiddellijk bereid verklaarde als gevolmachtigde de belangen te willen behartigen van den Jongeling Veeris; alsmede aan den Heer Drabbe te Tilburg die dezelfde taak ten opzichte van den jongeling Sprockel op zich nam. In de opleiding van Curaçaosche jongelieden in Nederland ziet de ondergeteekende een der krachtigste middelen om den band tusschen moederland en Kolonie te versterken. De jongelieden zullen het moederland beter leeren kennen en later in de Kolonie teruggekeerd steeds met dankbaarheid er aan blijven denken, meer liefde voor Holland en onze taal gevoelen en wanneer zij daartoe in staat zijn er eerder toe komen later ook hunne kinderen in het moederland eene opvoeding te geven. Kunnen we bevorderen dat de ouders hunne kinderen meer en meer in Nederland doen opleiden, hen laten mededingen naar betrekkingen in het moederland en de Koloniën, dan zal de band steeds inniger worden, moederland en Kolonie zullen elkaar beter begrijpen en beiden zullen er wel bijvaren. Een jongen kan nu eenmaal niet altijd bij moeders pappot blijven en hoe moeilijk een Curaçaosche moeder ook van haar kind kan scheiden, de Kolonie is te klein om allen een behoorlijk bestaan te verschaffen en zoo moeten ook thans vele jongelieden hun brood in den vreemde gaan verdienen, welke jongelieden nu van het moederland geheel en al vervreemden en voor den Hollandschen stam verloren gaan. De middelen van het Verbond veroorloven niet ieder jaar voor Curaçao een of twee studiebeurzen te verleenen. Eerst over 5 jaar als de thans verleende beurzen geeindigd zijn zal daartoe eenige kans bestaan. Een betere toestand onzer geldmiddelen zou dus zeer gewenscht zijn voor onze Groep om ook in deze richting zelfstandig te kunnen werken. De Vereeniging ter bevordering van het onderwijs op Curaçao wendde zich tot onze Groep om samenwerking. Het spreekt van zelf dat zulk eene nuttige Vereeniging altijd op den steun van het Verbond kan rekenen en reeds dadelijk waren we in staat met bovengenoemde Vereeniging samen te werken inzake de hierboven genoemde studiebeurzen. De jongeling Veeris heeft namelijk zijne geheele opleiding tot onderwijzer 3e klasse te danken aan de Ver. t.b.v.h. O.o.C. en wanneer Veeris over eenige jaren met de hoofdakte in de Kolonie terugkeert, zal dat voor die vereeniging de kroon op haar werk zijn. Aan de toelage van het Verbond heeft de Ver. tot bev. enz. eene zoodanige som toegevoegd dat de studiekosten van dezen jongeling er mede bestreden kunnen worden. Ook werd zoowel door het Hoofdbestuur van het Verbond als door bovengenoemde Vereeniging een verzoek gericht tot de Directie van den Koninklijken West-Indischen Maildienst om aan den jongeling Veeris vrijen overtocht 2e klasse naar Nederland te verleenen. Tot onze groote verwondering werd op dit ver- | |
[pagina 92]
| |
zoek door de Directie afwijzend beschikt. Een zelfde verzoek gericht door de V.t.b.v.h.O.o. Curaçao aan de Hamburg-Amerikalijn, eene Duitsche maatschappij, werd niet alleen toegestaan, doch aan den jongeling werd zelfs vrijen overtocht 1e klasse verleend, terwijl bij aankomst te Hamburg hem op de meest welwillende wijze hulp en inlichtingen werden verstrekt voor zijne verdere reis naar Nederland. Voor ieder rechtgeaard Nederlander is het onnoodig hier verder over uit te wijden. Met schaamte en verontwaardiging zal hij het bovenstaande vernomen hebben. Hier is weer het bewijs geleverd met hoeveel onverschilligheid deze nationale zaak in het moederland zelf nog te kampen heeft. Door onze Groep werd een adres gericht tot de Tweede-Kamer der Staten-Generaal, in welk adres in stemming werd betuigd met het adres van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen ter zake eener wijziging van de wet op het Nederlanderschap en werd daarin door ons betoogd hoezeer zulk eene wijziging ook in het belang van onze Kolonie zou zijn. Uit de nieuwsbladen is ons bekend dat ons adres ter bestemder plaatse is aangekomen en ter griffie gedeponeerd. We hopen dat dit niet wil beduiden ‘in den doofpot gedaan’ maar dat spoedig gehoor zal gegeven worden aan de wenschen van zoovele Nederlanders buiten het vaderland om de tegenwoordige wet op het Nederlanderschap met hare treurige gevolgen te vervangen door eene betere, waarbij het onmogelijk zal zijn dat een Nederlander zijne nationaliteit verliest door één pennestreek en buiten zijn wil. Ten einde in het moederland meer kennis te verspreiden omtrent onze Kolonie werd besloten tot het samenstellen van een Curaçao-nummer voor Neerlandia. Dit nummer geheel gewijd aan het eiland Curaçao verscheen als dubbel-nummer voor de maanden Juli en Augustus en werd overal in het moederland met groote belangstelling ontvangen. 7500 exemplaren werden over de geheele wereld verspreid en geen Nederlander die aanspraak maakt op den naam van ontwikkeld man, kan thans nog onbekendheid voorwenden omtrent het eiland Curaçao en de toestanden welke daar heerschen. Moge die onbekendheid plaats gemaakt hebben voor warme belangstelling in onze Kolonie, dan zal onze moeite ruimschoots beloond worden. Geen beter middel om die onbekendheid te verdrijven dan zulk een extra-nummer. Was die onbekendheid met het hoofdeiland groot; hoeveel te erger is dat niet het geval met de overige eilanden der Kolonie. Hoe weinigen in Holland weten iets af van Bonaire, Aruba en de Bovenwindsche eilanden. Wilt gij, bewoners dier eilanden, echter belangstelling ondervinden dan moet gij toonen die ook waard te zijn; gij zelf moet willen medewerken om die onbekendheid met Uw land te verdrijven en aan Uwe broeders in het moederland toonen dat Uw land die onbekendheid niet verdient, doch daarentegen aanspraak kan maken op groote belangstelling. Daarom wenden wij ons vol vertrouwen tot onze leden op die eilanden om hen aan te sporen ook aan deze een geïllustreerd nummer te wijden. Reeds heeft Bonaire het voorbeeld gegeven. Het Bonaire-nummer is gereed en reeds naar Nederland verzonden. Het is voor het jaar 1905 een goed einde en voor het jaar 1906 een goed begin. Op ons verzoek wordt Neerlandia door het Hoofdbestuur gezonden aan de directie der verschillende stoomvaart-maatschappijen met het doel ons orgaan te leggen in de salons van alle schepen. Op die schepen, welke jaarlijks vele Nederlanders uit het vaderland wegvoeren hebben deze dus gedurende de reis gelegenheid kennis te maken met ons Verbond en zal, naar we hopen, bij velen de belangstelling in ons streven worden opgewekt. Gedurende het jaar 1905 werden 5 bestuursvergaderingen en eene algemeene vergadering gehouden. Op de laatste werd door den Heer J.H. Tours, Luitenant ter Zee 2e klasse op H.M. ‘Kortenaer’, eene voordracht met lichtbeelden gehouden over Nederland en zijne Koloniën, waarvoor we den Heer Tours hier nogmaals onzen dank betuigen, terwijl we den wensch uitspreken Z.W.E.G. weer eens spoedig in ons midden te zullen zien. Hebben we tot hiertoe meer onze aandacht geschonken aan de werkzaamheden van het Groepsbestuur en aan hetgeen op het Hoofdeiland zelf betrekking had, thans zullen we onze blikken wenden naar de overige eilanden onzer Kolonie en zien of het Verbond ook daar gedurende het afgeloopen jaar vorderingen heeft gemaakt. Zoo komen we dan het eerst op Bonaire. Terwijl het aantal leden op 1 Jan. 1905 aldaar bedroeg 9 is dit aantal door den grooten ijver, waarmede de Heer Krijt aldaar de belangen van het Verbond behartigt gestegen tot 23. Van de boekerij wordt veel gebruik gemaakt en reeds bestaat er behoefte aan uitbreiding. Hiertoe hebben we ons reeds gewend tot de Boeken-Commissie te Rotterdam met het verzoek ook eenige kleine tooneelstukjes voor kinderen daarbij te voegen. Verder wordt verwezen naar het verslag van den Heer Krijt over de boekerijGa naar voetnoot1). Ook hier werd door den Heer Tours eene voordracht met lichtbeeldeen gehouden. Door den ondergeteekende werd in de maand October een propaganda-reis naar Bonaire gemaakt, teneinde daar werkzaam te zijn in het belang van het Verbond en welke reis men beschreven zal vinden in het Bonaire-nummer van Neerlandia. Door den Heer Krijt worden thans pogingen in het werk gesteld om op Bonaire eene afdeeling van het Verbond op te richten. Ook op Aruba is groote vooruitgang waar te nemen. Het aantal leden is daar van i2 tot 20 gestegen. Sedert het vertrek van den Heer Seheuerman is de Heer J.H.P. Schrils hier als vertegenwoordiger opgetreden en aan zijn grooten ijver is | |
[pagina 93]
| |
voorzeker de toenemende belangstelling te danken welke het Verbond op Aruba ondervindt. Ook hier bestaat behoefte aan uitbreiding van de boekenrij, waartoe we de hulp van de Boeken-Commissie weer inroepen. Binnenkort zal de ondergeteekende eene propaganda-reis naar Aruba ondernemen, terwijl de Heer Schrils reeds pogingen aanwendt om de gegevens te verzamelen voor een Aruba-nummer. St. Eustatius. Op 1 Januari 1906 bedroeg het aantal leden 8 tegen 9 op 1 Jan. 1905. De belangen van het Verbond konden in geene betere handen zijn dan hier het geval is bij Mevrouw van Grol. Met den grootsten ijver tracht zij steeds bij de jeugd het aanleeren onzer taal aan te moedigen. Ook hier is voor de boekenrij reeds uitbreiding gevraagd, voornamelijk van kinderboeken. Ook van dit eiland zal men binnen niet te langen tijd een extra-nummer van Neerlandia kunnen verwachten. Met de laatste mail ontvingen wij bericht dat Mevrouw van Grol spoedig wegens gezondheidsredenen naar Nederland zal vertrekken. Dat zal voor het Verbond een groot verlies zijn; doch daaraan mogen wij niet in de eerste plaats denken. Wij hopen dat Mevrouw van Grol, in het vaderland teruggekeerd, spoedig hare gezondheid moge terugkrijgen en dat het Verbond na haar terugkeer op St. Eustatius, weder op hare toewijding zal mogen rekenen. St. Martin. Het aantal leden is met 3 vermeerderd en bedraagt thans 8. Het Verbond wordt hier vertegenwoordigd door den Heer J.A. Gravestein die, voor een korten tijd naar Nederland vertrokken is. Gedurende zijne afwezigheid worden onze belangen daar waargenomen door den Heer F.K. Thielen. St. Martin geeft nog altijd weinig teekenen van leven. Uit een schrijven van den Heer Scheuerman. Hoofd der Openbare School blijkt dat eene boekenrij, voornamelijk van kinderboeken wel nuttig zou werken. Ook hiervoor zullen we ons wenden tot de Boeken-Commissie. Saba. Het aantal leden bedraagt thans 2 tegen 1 op 1 Jan. 1905. Als vertegenwoordiger is hier werkzaam de Heer H.J. Beaujon. Uit het feit dat het den Heer Beaujon nog niet gelukt is meer leden voor het Verbond te winnen mag men wel besluiten dat het Hollandsch element daar nog zeer zwak is. Ofschoon wij moeten toegeven, dat onze taal op de Bovenwindsche eilanden nog zeer weinig gesproken wordt, hopen wij toch dat langzamerhand door het oprichten van boekerijen en andere middelen, het gebruik onzer taal zal toenemen In hun hart zijn de ingezetenen Hollanders, waardoor wij vertrouwen in ons pogen te zullen slagen. Hiermede zijn we gekomen aan het einde van het eerste jaarverslag. Gij, ingezetenen van deze Kolonie, ziet daaruit dat het Verbond tot U gekomen is, niet alleen met woorden doch ook met daden en naar ik vertrouw zijt gij overtuigd dat gij door uwe toetreding als lid en uwe aaneensluiting tot onze groep medewerkt tot eene schoone zaak, door welke de band tusschen moederland en kolonie steeds grooter zal worden. Een woord van dank aan de Curaçaosche pers voor hare krachtige en belangelooze medewerking mag hier niet achterwege blijven. Gesterkt door de groote belangstelling, ondervonden in het afgeloopen jaar, zijn we vol moed het nieuwe ingetreden. Rekenende op uw aller onmisbaren steun, twijfelen wij er niet aan dat onze arbeid ook in het pas begonnen jaar goede vruchten zal dragen. De Secretaris der Groep ‘Nederlandsche Antillen’: J.A. Snijders Jr. Willemstad, Januari 1906. |
|