Inboorlingen-Hollandsch.
De Unie, het maandblad van de Zuid-Afrikaanse Onderwijzers Unie, van Februari bevat een stuk van dr. D.C. Hesseling te Leiden over een boekje van Wilhelm ter Rhijne, die in 1673 als geneesheer in dienst van de Oost-Indische Compagnie naar de Kaap ging. In dat werkje heeft ter Rhijne het ook over het Hollandsch van de Hottentotten, en dr. Hesseling, de kundige kenner van de geschiedenis van het Afrikaansch, ontleent aan diens mededeelingen een nieuw bewijs voor de stelling, dat het Hottentotsch voor de kennis van het ontstaan der Afrikaansche taal geringe beteekenis heeft.
Ziehier eenige voorbeelden van het merkwaardige taaltje, dat de Hottentotten in ter Rhijne's dagen spraken. Wanneer de Hollanders een der hunnen in den oorlog hebben gedood en de anderen met een gelijk lot bedreigd worden, zeggen zij: ‘Dat is doet (goed), was makom (wat doet het er toe)? Duytsman altijd kallom (zeggen): icke Hottentos doot makom. Masky (maskie) doot, icke strack (dadelijk) na onze grote kapitein toe, die man my soon (schoone) witte boeba (ossen) geme (geven).’ - ‘Bravas com kapiteyn, die kapiteyn ons van witte boeba geme (een beste kapitein die ons witte ossen geeft).’
Zoo was 't Hollandsch der Hottentotten ruim twee eeuwen geleden. Sinds dien hebben zij 't beter geleerd. Hun Afrikaansch verschilt nog wel aanmerkelijk van het ‘beskaafde Afrikaans’, dat de leden van Die Afrikaanse Taalgenootskap tot schrijftaal willen verheffen, maar toch niet zooveel als het Hottentotsch, dat ter Rhijne aanhaalt, van het Hollandsch.
Hoe goed de inboorlingen in Zuid-Afrika in het Afrikaansch thuis zijn, blijkt nog uit een bericht, dat de Volkstem, van Pretoria, onlangs bevatte. Een lezer van dat blad, die in Grikwaland Oost - in het Oosten der Kaapkolonie - gereisd had, vertelt dat de Boeren daar steeds meer verengelschen - op het kerkhof te Kokstad had hij slechts één Hollandsch opschrift op een grafsteen gelezen, nl. op 't graf van generaal Chris Botha, die een Vrijstater was - maar de Grikwa's, die basterds zijn, houden aan 't Hollandsch vast. ‘Ze spreken over t geheel zuiverder Afrikaans dan de Boeren in die wereld’, zegt de schrijver.
Dit herinnert ons de uitspraak van Samassa, in het boek over Zuid-Afrika dat wij indertijd hier aangekondigd hebben, dat 't nl. niet onmogelijk is, dat de Boeren mettertijd allen Engelsch zullen spreken en het Afrikaansch alleen bewaard blijft bij de inboorlingen. Wij gelooven dat niet, maar zien in dat getuigenis van een over 't geheel scherp waarnemer een nieuwe bevestiging van wat dikwijls gezegd is: dat het Hollandsch in Zuid-Afrika, van de Kaap tot de Zambesi, het gemeen goed is ook van inboorling en kleurling.