Neerlandia. Jaargang 10

Uit Londen.

De heer Frederik Oudschans Dentz schrijft:

In de eerste plaats wil ik melding maken van het bezoek van Mevrouw Agatha Wegerif Gravestein, die met groote opoffering van tijd en geld hier een week vertoefd heeft om in Londen de Javaansche Batik bekend te maken. Zij hield in de ‘Lyceum club’ Piccadilly een tentoonstelling van schoon gebatikte voorwerpen, welke zich in ruime belangstelling van 't publiek verheugde. De door haar gehouden lezing over 't onderwerp, wat Batik is, hoe zij deze oorspronkelijke Javaansche kunst het eerst heeft toegepast op pluche en fluweel in de meest afwisselende kleuren en teekening, en aanschouwelijk voorgesteld, werd met groote aandacht aangehoord. Met zeer veel waardeering hebben de kranten hier van deze Javaansche nijverheid melding gemaakt en het was een loffelijk streven van Mevrouw Wegerif er in Engeland de aandacht op te vestigen.

[p. 40]

Dan de welsprekende, bezielende, echt-Hollandsche lezing van Consul Generaal F.M. Knobel, die hier vóór zijn vertrek naar Pretoria vertoefde en de Vereeniging ‘Eensgezindheid’ zijn indrukken mededeelde van zijn reis door de Vereenigde Staten. Het deed het Hollandsch hart goed van dezen hooggeplaatsten ambtenaar te hooren van de kracht van den Hollandschen stam in Amerika en 't aandeel dat onze natie in de wordingsgeschiedenis en op het karakter van het Amerikaansche volk heeft gehad.

Het werk waarin de heer Knobel zijn indrukken heeft neergelegd, verschijnt April a.s., onder den titel ‘Dwars door het land van Roosevelt.’

Midden Januari ben ik begonnen de Nederlanders, in Engeland voor zooveel ik ze bereiken kon, een rondschrijven te zenden en ga daar geregeld mee door, wanneer nieuwe namen en adressen mij bekend worden. Tot heden verzond ik er 71. Het bleek mij noodzakelijk zulks te doen. Er is anders geen kans de zoo verspreide Nederlanders te bereiken. Nu krijgen ze tenminste iets van 't A.N.V. persoonlijk onder oogen en al trad slechts een klein aantal als lid toe, dan nog waren de kosten gerechtvaardigd.

Vervolgens stelde ik mij in verbinding met de stoomvaartmaatschappijen over het ophangen van een kaart van het Verbond in de mailbooten. Bevredigenden uitslag kan ik u nog niet melden.

Met de Nederlandsche en Belgische Consuls-Generaal trad ik ook in verbinding, niet geheel zonder succes.

De Ned. Vereenigingen traden bijna alle toe als lid van 't Verbond.

Met de Boeken-Commissie ben ik in aangename onderhandeling geweest omtrent de gestichte en nog te stichten bibliotheken.

De laatste weken ontving ik tal van aanvragen om inlichtingen van Ned. Onderwijzers, vooral die zich hier willen vestigen en voorlichting zochten. Met den Consul-Generaal heb ik deze besproken en mij om inlichtingen ook tot het ‘Education Department’ gewend.

Ik was door aangename samenwerking met den Zendeling-Secretaris van de ‘Chr. Ned. Zeemansbond’ in de gelegendheid Hollandsche meisjes voor te lichten en aan te bevelen voor dienstbodenbetrekkingen.

En al is ons ledental - tot op heden - nog niet zoo vermeerderd als wij wenschen, de band tusschen Dordrecht en Londen is toch gelegd.’