Neerlandia. Jaargang 10
(1906)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbespreking.Door het Land van Columbus.Een Reisverhaal door Dr. H.P. N. Muller, Haarlem. De erven F. Bohn, 1905.Boerenbelangen dreven dr. Muller in 1901/2 naar Amerika. Hij doortrok de Ver. Staten en Mexico en bezocht Cuba, Centraal-Amerika, Venuzuela en Ned. West-Indië. Wat hij hoorde en zag schreef hij in dit boek neer en toen het voltooid was, droeg hij het in de diepste vereering op aan M.T. Steyn, Oud-Staatspresident van den Oranje-Vrijstaat, ‘Verheven voorbeeld, voor alle tijden, van plichtsbetrachting en vaderlandliefde, van eenvoud en waardigheid.’ De Nederlandsche lezer is dus steeds behalve bij hetgeen hij leest, in gedachten bij de laatste tijdperken van den Boerenoorlog. En behalve dat hij hoog belang stelt in de onopgesmukte, verstandige schildering van het geziene, volgt hij den vertegenwoordiger der republiek nieuwsgierig van stad tot stad, willende weten wie in de Nieuwe Wereld zich de Boerenzaak aantrokken. Het blijkt geweest te zijn als overal elders; in hoofdzaak waren politiek en geld op de hand der Engelschen; verstand en hart op die der Boeren. Zeer pakkend is geschreven de ontmoeting met Pres. Roosevelt; hierin toont dr. Muller zich uitstekend teekenaar met de pen. Trouwens het heele boek is goed geschreven en uiterst leerzaam. Ondanks het benijdenswaardig vele dat de schrijver van de wereld heeft gezien en goed gezien | |
[pagina 7]
| |
ook, is hij door en door Nederlander gebleven; steeds weet hij, zijne veelzijdige ervaringen van vreemde landen en volken samenvattende, eigen land en volk in 't juiste licht te stellen, en vooral doet hij dat met eerlijke waardeering, open oog dus voor het goede en het slechte. Dat maakt dat het boek niet buiten ons zelf omgaat, maar ons zelf aanhoudend in de reis betrekt. Natuurlijk spoort de schrijver overal en altijd de resten op van Nederlandsch leven en betoont daarbij altijd een goed humeur en niet zelden een gezonden humor. Hij woonde in New-York een noenthee bij die de ‘Daughters of Holland’ aan hare presidente voor geheel Amerika aanboden. Alle droegen een fraaionderscheidingsteeken aan een oranjelint, zooals liedertafels
Stadhuis te New-York, gebouwd in 1602, afgebroken in 1700.
(Foto uit Dr. Mullers boek). in Nederland en België. ‘Ik moet erkennen dat zij voor de boerenzaak in het geheel geen oor hadden.’ De van Rensselaers, de Stuyvesants, de Beekmans, de Pruijns en wie er meer van onze 17e eeuwsche nederzettingen over zijn, worden in Amerika evenzoo beschouwd als de hoogste adel in Europa. Zij beroemen zich bij elke gelegenheid op hun afstamming; ook Roosevelt zei tegen dr. Muller: I am a Hollander. En zij zijn in het Oosten de eenigen geweest, die uit liefde voor het stamland de Boeren hebben gesteund. Wat Muller van Buffalo en een groot deel van den Staat New-York vertelt, vervult hem zelf en de lezers met spijt. In het begin der vorige eeuw heeft een Amsterdamsch syndicaat, de Batavia and Holland Land Company, al dien grond opgekocht. In de openbare boekerij vond dr. Muller een groot werk uit 1849: Pioneer History of the Holland Purchade, bij O. Turner. Koopers waren, althans bij vluchtig nazoeken, Willem Willink, Nicholas van Staphorst, Pieter van Eeghen, Hendrik Vollenhoven, Rutger J. Schimmelpenninck, Christina Coster, Jan Stadnitzki, Egbert Jean Kock en Nic. van Beeftingh, allen te Amsterdam. Een der vestigingen dezer onderneming is het plaatsje Batavia. ‘Waarlijk, Holland heeft in den staat New-York de zeldzaamste kansen gehad op onmetelijken rijkdom.’ In Philadelphia zag de schrijver een ‘jas van een soldaat van Willem den Zwijger, Prins van Oranje 1584, geschenk van Mrs. Harrison,’ die een gewone hofrok, blauw met goud, bleek te zijn, zooals op de Nieuwjaarsontvangsten onzer Koningin nog elk jaar worden gedragen. Door het jaartal 1584 is er kans dat Willem de Zwijger de invoering van die soldatenjas zelf niet meer heeft beleefd. Ernstiger is dat de postpakettendienst tusschen Amerika en Holland niet bestaat; wie naar ons land wil zenden, moet adresseeren aan iemand in Engeland of Duitschland, met verzoek het verder op te sturen.Ga naar voetnoot*) Verder het boek bespreken gedoogt de ruimte niet. Neerlandia beveelt de lezing ten zeerste aan; het betreurt alleen dat het noodig is geoordeeld den prijs te stellen op f 4.90. Dat is zeer jammer voor werken die den blik zoo verruimen. | |
Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd door Th. Coopman en Jan Broeckaert. IIe Deel, Gent, Siffer 1905. Uitgave van de Koninklijke Vlaamsche Academie.Het IIe Deel van dezen reuzenarbeid der H.H. Coopman en Broeckaert is dezer dagen verschenen. Dit vade mecum (de omvang dien het werk zal bereiken, zal bezwaarlijk nog toelaten er dien naam aan te geven) van ieder ernstig flamingant, waar in de eerste plaats zal naar gegrepen worden, wanneer men een inlichting over eenig onderdeel van den Vlaamschen Strijd zal noodig hebben, omvat de jaren 1845-1852 en brengt bescheiden van no. 956 tot 1914(!) en voegt nog een no. 955 bis bij het eerste deel. Indien we die H.H. een wenk mochten geven zou het zijn bij ieder aangehaald tijdschrift te willen meedeelen in welke bibliotheek dit voorhanden is omdat de belangstellende zoo noodig de besproken artikelen in extenso zou kunnen te lezen krijgen. |