Het Nederlanderschap.
Uit een schrijven van den heer Pierson te Parijs:
Nu zoekt het A.N.V. in 't buitenland vertegenwoordigers om landgenooten, die daar komen, te steunen. Men komt nu vragen, help ons door de ondervinding opgedaan, door uwe relaties enz. Men hecht dus wat waarde daaraan, men wil die Nederlanders wel gebruiken maar de wet blijft twijfelen aan hunne oprechte vaderlandsliefde en verstoot ze a.h.w.
Men weet niet voldoende in Nederland welke zware opofferingen men zich getroost door Nederlander te blijven. Men wordt vreemdeling in eigen land, men blijft vreemdeling in 't buitenland, men is uitgesloten van alles, verkiezingen, stemrecht enz., enz., in zaken zelfs is men gekortwiekt.
Kunt U er dan niet in komen hoe diep het ons grieft zooveel op te offeren en dan nog verstooten te worden, ontroofd van een heilig aangeboren m.i. onschendbaar eigendom.
Mijn heele geest, mijn gansche gemoed, alles komt tegen die ellendige wet in opstand en die wet ondermijnt m.i. het streven van het A.N.V. op zeer ernstige wijze. Zij sticht veel, heel veel kwaad.