Neerlandia. Jaargang 9
(1905)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Nota voor Z.E. den Minister van Binnenlandsche Zaken betreffende het onderwijs in de Nederlandsche Taal te Smyrna en elders.Excellentie!
Gevolg gevende aan het verzoek, dat U mij de eer deed uit te spreken, veroorloof ik mij de volgende beschouwingen onder Uwe aandacht te brengen. Op verschillende plekken van den aardbol in en om groote steden zijn belangrijke groepen Nederlanders of afstammelingen van Nederlanders gevestigd, die, onderworpen aan de Nederlandsche regeering, vertegenwoordigd door gezant of consul, geheel vervreemd zijn van onze taal. De Hollandsche Kolonie te Smyrna is van allen wellicht de oudste en bezit de voor onze natie roemvolste overleveringen. Sinds de eerste jaren der 17e eeuw daar gevestigd, telt zij thans ongeveer 300 ingeschrevenen, ongerekend de ‘beschermelingen’, wier getal door betreurenswaardige bepalingen, welke hier onbesproken kunnen blijven, bestemd is jaarlijksch te verminderen, ten nadeele van den Nederlandschen naam en het Nederlandsch belang. Zij bezit hare adelbrieven in eenige zeer oude instellingen n.l. een Nederlandsch Kerkgebouw en belendenden KerkhofGa naar voetnoot*), ddo. 1675, een helaas niet meer voor dat doel bruikbaar lokaal ter ziekenverpleging enz. Van de 300 als Nederlanders ingeschrevenen, Levantijnen en dus bij uitstek veeltalig, zijn er echter op zijn meest vijftien onze taal, welke de hunne behoorde te zijn, machtig; de anderen hebben nooit een Nederlandsch boek, tijdschrift of dagblad onder de oogen gehad, d.w.z. zij zijn in den zin van Nederlandsche beschaving verwilderd, vervreemd van het Nederlandsche denken, van het Nederlandsche voelen. Voor den Nederlander, die zijn land, zijn vaderlandsche beschaving en overleveringen liefheeft, en op de toekomst van het vaderland vertrouwt, is het pijnlijk en beschamend dit feit te constateeren. Het beleedigt zijn waardigheid als Nederlander, het strijdt tegen het decorum van zijn land. Maar wat is er de oorzaak van? Het moederland heeft zich nooit deze verre kinderen aangetrokken. En zeker wanneer die, aan hun lot overgelaten, zich allengs hebben vervreemd gevoeld, is dit verklaarbaar en vergefelijk. Toch, het mag met voldoening gezegd worden, die ‘Hollanders’ voelden zich nooit zoo geheel vervreemd, of in voor het vaderland moeilijke dagen stonden zij met denken en doen aan onze zijde, en nog heden mag een oud gezegde aldus gewijzigd worden, dat als Holland weent Smyrna niet kan lachen. Het is duidelijk, dat hier een landsbelang verwaarloosd is. Afgescheiden van het feit, dat onze handelsbetrekkingen, eertijds van zooveel beteekenis, nooit geheel hebben opgehouden, en thans, gelukkig, door een geregelde 10-daagsche stoomvaartverbinding, onder onze vlag, van jaar tot jaar opnieuw toenemen, waardoor reeds enkele Smyrniootsche Hollanders zich in onze taal bekwaamden, mag de studie van het Hollandsch niet langer alleen aan hùn belang, hùn nationale gezindheid, hùn ijver worden overgelaten. In het wereldverbond heeft, helaas, de Nederlandsche taal geringe beteekenis. Men kan uit den mond van velen dier ‘landgenooten’ vernemen, dat zij geen belang hebben bij de kennis van het Nederlandsch. Wel, zij kunnen zich vergissen: niet ieder ziet zijn belang juist in. Boven, althans naast, het stoffelijke belang, staat dat der kennis van het Nederlandsche denken en voelen, dat zoo goed is als van welke nationaliteit oòk en slechts door onze taal is te bereiken. De regeering heeft binnen onze grenzen leerplicht ingevoerd om ouders, die het belang van het onderwijs niet inzien, te dwingen hunne kinderen te doen onderrichten; niets belet haar, althans in het Ottomaansche Rijk, waar de Nederlandsche autoriteit tegenover den Nederlander | |
[pagina 222]
| |
dezelfde rechten en plichten heeft als in het vaderland, onwillige ouders te dwingen hunne kinderen de lessen in onze taal te doen volgen. Kennis van de Nederlandsche taal, dit en niets anders moest het criterium zijn van het Nederlanderschap in den vreemde. Ieder die er prijs opstelt door onze wetten, door ons gezag beschermd te worden, zou althans onze taal moeten spreken en lezen, ofschoon dan vooreerst, wilde men dit criterium toepassen, een ruime overgangsbepaling noodig zou wezen. Indien dan de ‘Hollanders’ in den vreemde al beweren geen belang te hebben zich zelf of hunne kinderen in onze taal te onderrichten, Nederland heeft er belang bij dat dit geschiede, de Nederlandsche handel heeft er groòt belang bij. En al ware 't slechts, dat niets anders dan ons nationaal decorum er mee gemoeid is, dan nog zou de regeering dezen tot nu volkomen vergeten plicht niet langer mogen verzaken. Maar daarom gaat het niet enkel. Zijn er veel woorden noodig om te betoogen, dat geheel ons nationaal leven in al zijne uitingen er mee gebaat zou zijn, wanneer die ‘Hollanders’ in de toekomst op nieuw Hollandsch sprekende en lezende Hollanders werden? Is er iets dat meer de belangstelling in een land en volk verhoogt dan de kennisVoorgevel der Hollandsche Kerk te Smyrna.
van zijn taal en is veler belangstelling niet gewoon zich door daden te uiten? Het is aangenaam te kunnen zeggen, dat zij sinds een paar jaren aan beide zijden een hoogeren warmtegraad heeft bereikt. Te Smyrna wordt het Nederlandsch gezag vertegenwoordigd door den consul-generaal Jhr. J.E. de Sturler, een ambtenaar over wiens toewijding aan de vaderlandsche zaak slechts één oordeel kan bestaan. Door zijn voorgaan hebben de Smyrniootsche Nederlanders reeds meermalen geleerd een eer te stellen in hun Nederlanderschap, en het belang eener nauwere aansluiting bij het moederland zeer wel te begrijpen. Zoodra hij, met medewerking van den Nederlandschen R.K. geestelijke, den heer Th. Katz, een jongensklasGa naar voetnoot*) ter onderwijs in de Nederlandsche taal opende, hebben eenige vaders zich gehaast hunne kinderen daarvan te doen genieten, en dit onderwijs heeft voorloopig reeds bevredigende uitkomsten gehad. Even verblijdend is het, dat ook de regeering een blijk van belangstelling in dit onderwijs heeft geschonken. Immers het vorige Ministerie heeft de jaarlijksche toelage aan het ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ sinds de Begrooting voor 1905, met f 600 verhoogd, op voorwaarde, dat dit bedrag aangewend worde ter bevordering van onze taal te Smyrna. Dit is iets maar het is niet genoeg. De heer Katz, die voor de klas van het onderwijs in het Nederlandsch staat, en dat met evenveel ijver als toewijding, is niet geheel vrij. In dienst der Fransche R.K. geestelijkheid, is hij ten deze afhankelijk van den goeden wil zijner supérieuren, die natuurlijk voor het onderwijs in de Nederlandsche taal slechts zeer matig gevoelen, doch hem tot nu, niettemin vergund hebben van hun schoollokaal en toebehooren ten onzen bate gebruik te maken, nièt zonder enkele keeren te doen blijken, dat aan hun goedheid een eind zou kunnen komen, indien van onze zijde niet klinkend werd bewezen, dat zij wordt gewaardeerd. Reeds is gebleken dat dit onderwijs vruchtbaar kan zijn, doch wanneer de regeering er prijs op stelt in deze aangelegenheid nu en voortaan haar plicht te doen - althans indien zij inziet dat het haar plicht is dit onderwijs te doen voortzetten - dan kan de zaak niet blijven zooals zij is. De klas van den heer Katz is klein, maar grooter begonnen, enkele leerlingen zijn spoedig weggebleven, wijl zij, jongelingen reeds en dus meer ontwikkeld, niet wel met knapen te samen konden leeren. Dit en tevens het feit, dat de Hollandsche meisjes te Smyrna nog volkomen van dit onderwijs zijn verstoken, getuigt reeds, dat er veel meer gedaan kan worden dan nu geschiedt. De regeering behoort te Smyrna een onderwijzer in de Nederlandsche taal aan te stellen, die, geheel vrij in zijne bewegingen, zich aan deze taak kan wijden! Hij moet de jongelieden, die voor dit onderwijs in aanmerking komen, verdeelen in meer dan een groep, naar gelang van ouderdom en sekse, want een gemengd onderwijs is er waarschijnlijk | |
[pagina 223]
| |
mogelijk noch gewenscht. Is de regeering bereid dit te doen dan heeft de heer Katz er aanspraak op, dat met hem overlegd worde of hij deze taak, naar goedvinden van de Nederlandsche autoriteit en zonder van anderen afhankelijk te zijn, zal kunnen en willen vervullen. Zoo niet dan is de uitzending van een Nederlandsch onderwijzer of onderwijzeres gewenscht. Het is voor het onderricht aan meisjes, in acht nemende de daarover in den Levant heerschende denkbeelden, misschien verkieselijk dat een onderwijzeres worde uitgezonden. Een gediplomeerde voor het L.O. is voldoende, maar, behalve haar kennis der Nederlandsche taal en een zuivere uitspraak, is een grondige kennis der Fransche en eenDe Hollandsche Kerk te Smyrna van binnen.
juiste uitspraak voor haar onmisbaar. Het spreekt van zelf, dat haar gedrag onbesproken moet zijn en blijven; ook moet zij de zedelijke en geestelijke eigenschappen bezitten en den tact om zich onder dikwijls moeilijke en haar geheel vreemde omstandigheden te handhaven. Maar boven alles moet zij geestdrift bezitten voor haar taak. Vrij in de verdeeling van haar onderwijs, zal zij zich niet mogen tevreden stellen met de letterlijke vervulling harer voorgeschreven plichten; er moet bezieling van haar uitgaan. Wat de kosten betreft, zij behoeven, voor Smyrna althans, niet meer te bedragen dan f 2000 jaarlijks. Het schoollokaal is aangewezen, het is de Nederlandsche kerk of een harer nevenlokalen. De voor de verpleging van zieken onbruikbare Grafsteden van Lubertus Becker en Cornelis Vinck, op de Hollandsche begraafplaats te Smyrna.
ziekenzaal zou bijv., zij het dan niet zonder eenige verbetering en dus enkele voor eènmaal uittegeven kosten, zeer geschikt zijn. Onder deze voorwaarde en ook, dat een in alle opzichte goede onderwijskracht is te vinden, duldt het geen twijfel of het onderwijs in de Nederlandsche taal te Smyrna zal in de toekomst heilzame vruchten dragen, voor de onderwezenen allereerst, voor Nederland dan. Maar bij Smyrna, al heeft de Nederlandsche kolonie dààr recht dat aan haar het eerste worde gedacht, zal de regeering, den eersten stap op dezen nationalen weg gedaan, en die is reeds gezet, niet mogen blijven stilstaan. In Azië, met name in China, in Amerika met name in en om Chicago, in Europa, met name in St. Petersburg, om van andere groote steden niet te gewagen, zijn talrijke en deels reeds oude Nederlandsche koloniën gevestigd, in het bezit van waardevolle vaderlandsche instellingen en overleveringen, die in hetzelfde geval verkeeren als die te Smyrna. Uit eigen aanschouwing is daarvan ondergeteekende weinig of niets bekend, maar hij meende te mogen aannemen, dat ook daar gevestigde ‘Nederlanders’ het onderwijs in onze taal aan hunne kinderen zouden toejuichen. De vraag of dit voor hen geheel kosteloos zou moeten zijn, beantwoordt hij door te wijzen op het z.i. grootere belang dat onze nationaliteit heeft bij dat onderwijs dan de leerlingen zelf. Maar dit is een ondergeschikt punt, dat plaatselijk en wellicht ook persoonlijk is te regelen. Immers reeds nu betalen te Smyrna enkele ouders een gering schoolgeld, en andere niet. Waarschijnlijk is een volstrekte gelijkheid in ontkennenden zin gewenscht. De hoofdzaak echter is, dat de regeering alle Nederlanders, waar die zich ook bevinden, mits zij in een groep van eenige beteekenis te samen zijn, in de gelegenheid behoort te stellen voor 't minst onderwijs te ontvangen in onze taal, de kennis waarvan de eenige werkelijke band is om den vaderlandschen pijlbundel. Onder betuiging van eerbied, ben ik de voor Uw Excellentie dienstwillige dienaar,
Maurits Wagenvoort, Letterkundige. |
|