Allerlei.
Het Hollandsch in Indië.
Uit de 118e Penkras van den heer Clockener Brousson:
Prins Hadiwidjojo spreekt en schrijft onze taal uitstekend. Hij leest veel, vooral geschiedenis en is een warm vereerder van ons Koningshuis. Ik had hem het vorige jaar een Liederenbundel ‘voor Janmaat en Soldaat’ cadeau gegeven en groot was mijn verrassing, dat de Prins de meeste liederen reeds uit het hoofd geleerd had en zingen kon. Het bekende; ‘Er bloeit een bloempje in ons Vaderland’ en het ‘Oude Wilhelmus’ schijnen het meest gepakt te hebben, want ik hoor het hier elk oogenblik; zelfs de bedienden fluiten het. Ik moet er werkelijk om lachen, dat er nog altijd zoo vele Europeanen hier zijn, die het maar niet kunnen verkroppen, als de Inlander Hollandsch leert en zich meer één met ons gevoelen gaat.
Hier zien we nu vóór ons een vorstenzoon uit het Huis van Mataram, een telg uit een geslacht dus, dat drie eeuwen lang ons vijandig gezind was, en met reden! De deuren van de Hollandsche school gingen voor hem open en het resultaat is een verknochtheid en trouw aan ons Vorstenhuis, aan ons Volk, aan ons Nederland, die waarlijk roerend mogen genoemd worden.
‘De taal is gansch het volk’ las ik vaak in Neerlandia, het orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Wilt ge daarvan een treffend bewijs? Hadiwidjojo sprak over militaire zaken. Eensklaps vroeg hij me: ‘Zeg, waarom worden er in het leger toch altijd zooveel Fransche woorden gebruikt? We zijn toch Hollanders en zouden dus wel echt-Hollandsche woorden kunnen nemen!’
Dat: ‘We zijn toch Hollanders’ uit den mond van een Javaanschen Prins, kwam er zóó spontaan, zóó als van zelf sprekend uit, dat ik met geestdrift zijn hand greep en uitriep; ‘Dat hadden alle Europeanen nu eens moeten hooren, Hadiwidjojo!’ Natuurlijk begreep ons Prinsje me niet dadelijk.