Equator, and to include half-castes and their descendants by natives’.
En nu de vertaling:
‘Het woord “naturel” zal genomen worden te betekenen een oorspronkelike inwoner van Afrika, ten zuiden van de Linie, en in te sluiten bastaards en hun afstammelingen door naturellen’.’
De vertaling is woord voor woord juist (naturel is het oude woord voor inboorling in Zuid-Afrika), maar de geheele zin is verkeerd vertaald. Het is geen Hollandsch. Het zou b.v. zoo kunnen luiden: ‘Onder het woord inboorling (of naturel) wordt verstaan een oorspronkelijke inwoner van Afrika onder den evenaar (of de linie), en er worden onder begrepen bastaards en hun afstammelingen, bij inboorlingen (of naturellen) verwekt’, - of iets van dien aard.
Zooals dat in Ons Land nu vertaald is uit een stuk Engelsch dat de schrijver voor zich had, schrijven en spreken vele Afrikaanders het Hollandsch. De oorzaak is natuurlijk, dat zij zooveel Engelsch om zich heen hooren, en spreken en schrijven, dat zij in die taal gaan denken. En het ongeluk is, dat het gebrekkig onderwijs in het Hollandsch, de goede uitzonderingen niet te na gesproken, althans in een groot deel van Zuid-Afrika, geen behoorlijk tegenwicht tegen den invloed van het Engelsch legt.
Daarom zou 't zoo goed zijn, als er bij het nationale onderwijs, dat de Afrikaanders tegenwoordig zoo kloek aanvatten, gelet werd op deugdelijke kennis van het Hollandsch, van zuiver Hollandsch, bij de onderwijzers. En het zou aanbeveling verdienen om, zoolang er niet in Zuid-Afrika zelf genoeg goed in het Hollandsch onderlegde onderwijzers en onderwijzeressen gevormd zijn - en dat een groot deel der Afrikaansche onderwijzers dat niet zijn, is nog onlangs van verschillende zijden in het Vrijstaatsche blad de Vriend erkend - zooveel mogelijk de schoolkrachten uit Nederland te laten komen. Ook mocht men hopen, dat vele Afrikaanders, die zich aan lager of hooger onderwijs gaan wijden, hier te lande zich in de taal kwamen oefenen, want niet overal in Zuid-Afrika kan men als aan de kweekschool voor predikanten te Stellenbosch goed Hollandsch leeren.
Maar in vele Afrikaansche kringen moet men van Nederland en de Nederlanders weinig hebben. Men wil de Afrikaansche jeugd een Afrikaansche, geen Hollandsche opvoeding geven, men wil ze tot Afrikaners, niet tot Hollanders opleiden. Zoo kan men dikwijls van Afrikaansche woordvoerders hooren.
Is dat een ernstige bedenking? Is er eenig gevaar voor, dat een Afrikaander kind in Zuid-Afrika op een school, waar een Hollander les geeft, zelf opgroeit als een Hollander? Immers neen.
Vanwaar toch dat wantrouwen tegen onze landgenooten? Is het billijk, is het redelijk? Kan men niet inzien, dat de hulp, die men van hier aanbiedt en die voor het stoffelijke althans dankbaar aanvaard wordt, aangeboden wordt zonder bijbedoelingen, zonder eenige andere bedoeling dan om onze stamverwanten te steunen in hun strijd voor het behoud van hun taal, en daarmede van hun volkskarakter en volksbestaan?
Laat ons hopen, dat die voormannen der Afrikaanders die dat inzien - en zoo zijn er nog velen, en van de besten - hun argwanende broeders tot andere gedachten brengen, niet om onzentwil waarlijk, maar om de goede zaak zelf.
Ek is di Kafferjongen, JAN DE RUITER, wat voor di President gered heeft bij Reitz!
(Zie Hoofdartikel Februari-nummer).