Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[Juni/Juli 1904]PAUL KRUGER zonk plotseling weg en er is leegte in de Menschheid. Weer zal er leegte zijn als Tolstoï sterft, maar anders. Tolstoï zoekt terugweg uit overbeschaving tot christelijken eenvoud en zelfverloochening, Kruger heeft nooit overbeschaving gekend, is nooit teruggegaan, is altijd dezelfde gebleven. Als de eenzame kolos uit rotssteen, geweldig maar zonder kleine bekoring, zoo rijst deze krachtige brok van menschnatuur op uit den Afrikaanschen grond, waarmede hij tot zijn dood één is geweest, al zwierf zijn lichaam rond als balling. Daarom is Kruger zoo groot geweest, omdat hij schepper was van een volk. Wie verder van zijn landgenooten beroemd zijn geworden, zij zijn onderhouders geweest en verdedigers van wat hij heeft opgebouwd. Daarom steekt hij uit, hoog boven allen, zelfs boven hen wier roep den zijnen tijdelijk overtrof. Dat hij in hoogen ouderdom het juk heeft gedragen, om welks druk de jeugd wordt zalig geprezen, komt ondanks deerniswaardigheid, zijn volk ten goede. Hij blijft voor eeuwig het zinnebeeld van lijden na mannelijken strijd, van biddend vertrouwen ook op beter toekomst na dagen van smartelijke nederlaag. Nu nog staan wij te dicht voor hem; sinds zijn vrijwilligen uittocht hebben wij hem slechts gezien in lijdelijkheid en scheen hij ons oud; weldra staan wij ver genoeg af om hem te aanschouwen in zijne verkracht, als wijzen bestuurder van een jong volk dat nooit nog had gehoorzaamd, als stichter van een staat, als Christen met den blik eens zieners. Plotseling zonk hij weg; zóó was het zijn vrienden het liefst. |
|