De Nederlanders in België.
Wanneer men zich jaren in eene wereldstad als Brussel beweegt en daar dan, benevens de Belgen tal van vreemdelingen aller nationaliteiten in hun handel en wandel gadeslaat, dan komt men alras tot het besluit en de vaste overtuiging dat er onder de nationaliteiten als onder de menschen een streven bestaat tot het bewaren van het eigen ‘ik’.
Er gaat eene filiale van eene groote Duitsche firma open en onmiddellijk ziet men op huis en op papier, naam, aanbeveling, toelichtingen in 't Duitsch - in 't Duitsch eerst - in 't Fransch ‘daarna’ geplaatst. Wanneer Engeland iets begint dan is het nog wat erger: de taal van Great Britain is in vele harer uitdrukkingen te wereldbekend opdat er daar overzetting bij noodig weze. Gentlemen, tailor en t.q. hoeven geen uitleg. De Franschman gebruikt de wereld door bijna uitsluitelijk zijne taal. Hoe geheel anders is het met den Nederlander gesteld! Nederland komt hier eene zaak oprichten, het mag dan ook in het hartje van Vlaanderen wezen, en onmiddellijk is de voor taal en natie geestdriftige Hollander verkoeld en is hij herdoopt. Zijn huis wordt met een Fransch opschrift versierd, zijne waar onder Fransche namen in de Fransche taal uitgevent. Van Nederlandsch, geen de minste spraak. En dat is een algemeenen regel, waar ‘Neerlandia’ destijds meermalen op wees. Bestaat er eene loffelijke uitzondering, dan gaat die toch niet verder als enkele woorden onzer taal als zeer ‘bijzakelijk’ aanschouwd. Het is niet ons plan door namen onze woorden te staven. Waar groote en machtige vereenigingen als verzekeringsmaatschappijen en spoorwegcompagnieën in hunne filialen voorgaan, zullen de duizenden enkelingen wel volgen.
En nu nog een klein voorbeeldje hoe ‘onnederlandsch’ de bestgezinde Hollanders in den vreemde, en speciaal in België zijn, dat, laat het ons niet vergeten, voor de groote helft Vlamingen d.i. Zuid-Nederlanders telt. Nogmaals stellen wij ons allerbest bekende feiten vast en houden buiten namen en personaliteiten. Te Amsterdam bestaat eene Nijverheids-Maatschappij, voor enkele jaren gesticht, die hare zaken in korten tijd heel bloeiend zag opwassen. Ook over de grenzen, in Duitschland en in België won zij betrekkingen en maakte er zaken. Zoo dacht zij er aan te Brussel een agent aan te stellen. De Maatschappij prijkt fier met een Nederlandschen naam. Haar bestuur telt goede vaderlanders. Haar directeur verwierf menige inlandsche ridderorden voor diensten aan het vaderland bewezen. Met de Nederlandsche toekomst loopt hij hoog op: hij was een der voornaamste strevers voor het Afrikanerdom. En wat is nu het geval? He Brusselsche agent door hem verkozen en door het bestuur aangenomen is een halfslachtige Brusselaar, die geen tien woorden Vlaamsch op het papier kan neerschrijven en alhier alom bekend is als een aanbidder van Frankrijk en Nederland haatdragend! Wij overdrijven volstrekt niet. In enkele Vlaamsche kringen alhier maakte het feit de ronde en verwekte natuurlijk groot misnoegen. Zulke gevallen zijn er nog en kunnen zonder commentaar worden gelaten.
Ons doel bij het neerschrijven dezer wenken is enkel te herinneren hoe zeer invloed en aanzien in den vreemde vermeerderen door het instandhouden en hoogschatten van eigen nationaliteit. Dat het ten hoogste noodig is dat de taal op de vlag zij geschreven, die de waar naar over grens en over zee voert. En dat Nederland ook in den vreemde moet het hart hoog dragen en zich niet laten ‘veronnederlandschen’, maar zooals de andere volkeren doen, zelf zich doen kennen en eerbiedigen. Daardoor zal het machtig bijdragen tot het welzijn van den Nederlandschen wereldhandel.
Om te sluiten nog een woordje over de Noord-Nederlandsche pers te Brussel. O.w. zijn slechts een drietal bladen vertegenwoordigd door correspondenten, die niet geregeld maar nu en dan, wanneer tijd en omstandigheden daartoe bijdragen, eene correspondentie opmaken. Het is ons gebleken dat de persorganen van over Moerdijk te veel oog en oor hebben voor de groote wereldsteden als Parijs, Londen, Weenen, Berlijn, en te weinig voor de kleine wereldstad Brussel, hoofdstad van het zusterland België. En wat al goed zou een correspondent te Brussel niet doen door geregeld en trouw over Belgische en Vlaamsche feiten en toestanden uit te weiden, door in Nederland sympathie te wekken voor het land en het volk hier! Welk machtig middel tot nauwere aansluiting van beide landen op velerlei gebied. Hoe veelzijdig en merkwaardig is de Vlaamsche strijd die ook Neerlands strijd is, hier niet! Wij laten de letterkundige beweging aan kant, maar van den eigenlijken taalstrijd en strijd voor de belangen van den Nederlandschen stam wordt te zelden gewag gemaakt in de Noord-Nederlandsche pers. Zoo b.v. de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’, het is een feit in de Vlaamsche kringen algemeen geweten en ondervonden, zegt niet meer van ons als ‘Le Temps’, ‘l'Echo de Paris’ of ‘Le Journal’ van Parijs. En hier haal ik aan een gerucht dat sedert enkele tijd wordt verspreid doch dat ik durf hopen ongegrond te wezen: de correspondent van laatstgenoemd blad te Brussel, is een der grootste aanbidders van Frankrijk, een man die nog alle dagen door een der meest Fransquillonsche bladen waarvan hij bestuurder is, Noord en Zuid tracht van elkander te verwijderen, die daarenboven geen woordje Nederlandsch kent. Hoe maakt hij dan zijne correspondentie op? zal men vragen. Wel het is heel eenvoudig: hij schrijft in het Fransch en de tekst wordt in het Redactiekantoor te Rotterdam in het Nederlandsch overgebracht. Maar nog eens, ik druk er op,
voor de eer van Nederland en den Nederlandschen stam durf ik hopen dat die geruchten ongegrond zullen blijken.
Geachte Redactie, al de feiten in dit schrijven opgegeven zijn er niet in het minst toe geschikt om Nederland's prestige in den vreemde, en wel in Belgenland hoog te houden. Dat den Vlaamschen strijders, wien het hart van geestdrift blaakt voor taal en stam, door hunne eigene stambroeders de strijd moeilijk wordt gemaakt, ligt voor de hand. Het strijdveld voor de Nederlandsche belangen is hier ruim! En goede wil vermag hier zoo veel! Moge dit eens beteren!
Brussel.
J.S. Willems.