Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAllerleiEen paar maanden geleden schreef de heer F. Smit Kleine in Woord en Beeld een mooi, geïllustreerd artikel over Oud-Geldersche Steden. Het volgende is er aan ontleend.
In de laatste jaren heeft - misschien ook ten gevolge van den moord der Engelschen op de Dietsche Stammen in Zuid-Afrika - de toetreding van Nederlanders tot het Algemeen Nederlandsch Verbond een heuchelijke uitbreiding verkregenGa naar voetnoot*). Toch telt dat Verbond nog een luttel getal deelhebbers, naar gelang van de hooge waardij der zaak. Zonder allerminst de poëzy, d.i. het idealisme te hulp te roepen, kan louter uit een beginsel van nationale fierheid - en zoodra een volk dat levenselement verliest, is het ten doode opgeschreven - geëischt worden dat elk beschaafd en denkend Nederlander lid zij van dat Verbond.Ga naar voetnoot**) Immers: tegenover alle staatkundige en godsdienstige verschillen staat het aanknoopingspunt der gemeenschappelijke taal. De tijden dat een Nederlander uit de aanzienlijke kringen behagen schiep zijne kinderen, nog vóór zij behoorlijk Nederlandsch konden schrijven, een andere sprake te doen spreken, zijn voorbij. De enkele, valsch-cosmopolitisch voelende exemplaren dier menschensoort blijven tot een of anderen midden-eeuwschen achterhoek of onze hoofd- en onze hofstad beperkt. - Maar regel is dat een Nederlandsch burger of burgeres van goeden huize zijne taal hoog stelt en zich schaamt haar te loochenen, wijl hij weet dat zij alleen, tusschen allerlei ontbindingselementen, het krachtig verbindingsbestanddeel van zijn volk vormt. Nergens wordt het taalverbond beter gevoeld dan wanneer in den vreemde de moederspraak wordt gehoord en al moge men, door nationale schuwheid of bekrompen standverschil benauwd, kennismaking met den persoon ontwijken - niettemin wordt, zelfs bij kort vertoef op vreemden bodem, het oor méést gestreeld door den klank, waarin het geheele Vaderland als in ééne teedere tonensymfonie herdaagt; zij is het troetelkind onzer geheimste gedachten en de bewust of onbewust aangebeden Majesteit door alles wat sprake ontving. Evenals de Landsvlag den roemruchten krachtdaden van het Vaderland herinnert, herinnert de Taal de innigheid en het vreedzame der Landsbroederschap. Taalverband is daarom Zielsverbond, en zoo min men in een vreemde taal naar hartelust zijn gemoed kan uiten, evenmin kan men er zijne liefde tot zijn God en zijne zielsverkoorne in staamlen: twee vrome bedrijven even noodzakelijk tot instandhouding van het menschelijk geheel als de bevrediging van honger en dorst | |
Prachtvol.De heer A.S.J. Koch te 's-Gravenhage schrijft ons: Onlangs hoorde ik een landgenoot vol verrukking over iets schoons uitroepen: ‘'t is prachtvol!’ Had die man nu nog ‘'t is magnifiek’ gezegd, dat althans, hoewel evenmin hollandsch, van ouder gebruik onder ons dagteekent, maar... prachtvol!!! En toen herinnerde ik mij de opgave een poos geleden in Neerlandia van verschillende bij 't spreken gebezigde vreemde woorden in plaats van de daarvoor bestaande in het hollandsch, terwijl de wensch bij mij opkwam dat voortaan genoemd blad, ten gerieve der lezers, nog menigmaal een dergelijke opgaaf mocht bevatten. |
|