wat in onze macht is om vóór alles onze taal in eere te houden.
Er is winst. Deze oorlog heeft een verdeeld volk tot één gesmeed. Vóór 1899 waren er Kolonisten, Vrijstaters, Natallers en Transvalers onder de Boeren, nu is er één Boerenvolk verspreid over heel Zuid-Afrika. Wat dat beteekent, zal de toekomst leeren.
Wat kunnen wij leden van het Verbond nu doen voor onzen stam? Wij ook moeten ons aaneensluiten en onzen kring zoo groot mogelijk maken. Geld zal noodig zijn, maar veel kunnen de meesten der Nederlanders niet missen. Wat bijna allen kunnen doen, hoofd voor hoofd of gezin bij gezin, dat is de kleine penning jaarlijks offeren die bijdraagt tot de werkdadigheid van eene vereeniging, die haar zorgen duurzaam wil uitstrekken, niet enkel tot Afrika, maar tot elke plek waar Nederlanders zijn. Tot nu toe hebben slechts eenige duizenden in ons land blijk gegeven van stambewustzijn, tot nu toe hebben zij een klein aantal mannen alleen laten worstelen voor datgene wat hun aller groote belang is. Het Algemeen Nederlandsch Verbond werd beschouwd als een gewone bond te meer, als een terrein voor enkelen, niet voor allen. Het worde begrepen dat in plaats van duizenden tienduizenden moeten toetreden, dat het hier geldt een belang voor de toekomst van alles wat Nederlandsch is.
Tot onze leden richten wij in al den ernst dien de tijden eischen, het dringend verzoek: werkt allen in eigen kring voor het ledental. Maakt u verdienstelijk door overal waar gij kunt den werkkring van het Verbond bekend te maken: wijst wien gij kunt, op de dure plicht van samenwerking, die een eind zal maken aan de lauwheid die ons volk in stamzaken kenmerkt.
In dit en eerstvolgende nummers van Neerlandia zal, voor Nederland. een kaart liggen ter inzameling van nieuwe namen. Doet allen wat gij kunt; er is veel arbeid, maakt die mogelijk! Want zonder algemeenen steun van het Nederlandsche volk schiet het Algemeen Nederlandsch Verbond in zijne plichten te kort. En wat het Verbond moet verzuimen, haalt nooit een ander meer in.