Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
hoofden van het eiland Ambon er waren, welke deel hadden genomen aan of betrokken waren in wat de Nederlandsche autoriteiten noemden ‘horribile moort ende schelmachtich verraet.’ Men vond echter goed, hun aandeel aan hetgeen was gebeurd niet al te nauwkeurig te onderzoeken, maar de Vlamingh noemde het toch wenschelijk, ‘de selve meer aan ons te verplichten’ en besloot daarom, eenige kinderen van Ambonsche hoofden ‘tot ostagiërs’ (gijzelaars) naar Batavia te zenden. Dit gebeurde: vijf ‘der principalen soonen’ gingen ‘metter selver toestaen ende consent’ naar het centrum van het Nederlands gezag in Indië; en Gouverneur-Generaal en Raden besloten, hen te doen opleiden tot inlandsche godsdienstonderwijzers. Dit plan deelden zij in hun schrijven aan de Bewindhebbers der O.I.C. (de z.g. generale missive) van 19 December 1651 in de volgende bewoordingen mede: ‘Wij sullen deselve alhier in alle goede consten, voornamentlijck in de fundamenten des Christen geloofs, ende vervolgens in de heijlige theologie laten institueren, om, daertoe bequaem sijnde, te sijner tijt tot den kerckendienst gebruijct te worden, welcke oncosten wij verhopen mette gerusticheyt der Amboinse quartieren, die daer mede gevordert wort, mitsgaders mette diensten, die naderhant van deselve ostagiers verhopen te trecken, wel sullen worden gebalanceert. Haer institutie sijn voornemens te laten geschieden inde Nederlantse tale, also het Latijn haer, in hare landen, niet ofte weijnich te passe can comen, ende het Duijts (d.w.z. het Nederlandsch) haer meer aen onsen staet verplichten ende eijgen maecken sal, welcke tale sij seer beswaerlijck sullen leeren, bij aldien aen het Latijn gehouden worden.’ Wij laten het overige schrijven thans rusten, maar wijzen op het door ons gecursiveerde: in 1651 sloegen G.G. en Raden het nut van het leeren van het Nederlandsch aan de kinderen van inlandsche hoofden zóó hoog aan, dat zij hoopten, dat het zelfs deze Amboneezen, gijzelaars voor de trouw hunner vaders, die blijkbaar geen reden hadden, om der Compagnie buitengewoon welgezind te zijn, ‘meer aan onsen staet verplichten ende eijgen maecken’ zou. Delft, Januari 1902. J.E. Heeres. |
|