St. Martin.
Uit een brief van den heer A.M.W. ter Laag te St. Martin:
‘Het doel van het A.N.V. ben ik met hart en ziel toegedaan en het spijt mij, dat ik eerst onlangs nader kennismaakte met het Verbond. Gaarne wil ik mijn geringe krachten inspannen om het doel te helpen bevorderen.
Voorloopig kan van de oprichting eener Westindische Afdeeling nog geen sprake zijn, meen ik. Mocht zulks later kunnen geschieden dan zal ik in de vorming daarvan een zeer bescheiden rol moeten vervullen, daar de ligging en betrekkelijke onbeduidendheid van St. Martin, ten opzichte van andere Westindische bezittingen mij geen gelegenheid geven veel voor het Verbond te doen.’
Alles wat op St. Martin voor het A.N.V. in aanmerking kan komen, trad intusschen door bemiddeling van den heer Ter Laag toe. Het zijn de heeren: J. Möller, J.A. Gravestein, M.A.M. Vuylsteke, R.A. Berea, E.B.A. Hodge, J.F. Haaijen, J. Rijnenberg, N.A. Rijnenberg en G.H. Percival.