gezegd, dat de tijd nog niet was gekomen voor volkomen verantwoording van wat het Verbond in den oorlog heeft gedaan - ook nu is die tijd nog niet daar. In de hitte van het gevecht houdt men geen wapenschouwing. Enkel dit: vroeger richtte het A.N.V. zich tot de massa, nu meestal tot den enkeling: altijd door gaan inlichtingen en bescheiden naar alle streken. Geen eerlijk, geoorloofd, middel van steun of voorlichting blijft onbeproefd.
Het nieuwe jaar luidt blijde in. De Oost is als zelfstandige groep opgetreden, hier te lande in het Hoofdbestuur vertegenwoordigd door den oud-Gouverneur-Generaal Mr. C. Pijnacker Hordijk, den oud-Directeur van Onderwijs enz. Jhr. O. van der Wijck, den Gep. Luit. Kol. H. Bosboom en den oud-Semarangschen advocaat Mr. C.Th. van Deventer. Deze namen en deze titels waarborgen kennis en karakter, beiden onvermijdelijk waar het geldt eene geestelijke hervorming in onze Kolonie. Het jaar 1901 opent een nieuw tijdvak in de ontwikkelingsgeschiedenis van Ned. Indië.
Indien thans nog onze West toetreedt tot het Alg. Ned. Verbond, zijn alle deelen van onzen stam vereenigd en is er een vast middenpunt voor de behartiging van zijn belangen.
Hoezeer ook bestreden door overmacht, de Republieken van Zuid-Afrika hebben thans reeds voor zich en voor den geheelen Nederlandschen stam velerlei winst behaald. Wat gescheiden was is vereenigd: het Hollandsch-Afrikaansche ras; vóór den oorlog vervuld van onderling wantrouwen en ijverzucht, zijn de trouwe Afrikaanders der Republieken en van de Kolonie thans broederlijk vereenigd; zij kennen thans slechts één doel: vrijheid en onbeperkte zelfstandigheid van Transvaal en Vrijstaat. Gemeenschappelijk lijden is hun geworden het krachtige cement, dat harten bindt als muren breken tot puin in 't end!
De tweede winst is: de toenadering tusschen Afrikaanders en Hollanders; vóór den oorlog ontbrak begrijpelijkerwijze veel aan de wederzijdsche waardeering. Nu weten niet meer velen, maar alle Afrikaanders dat de Hollanders in Holland niet zijn als die eerstuitgekomenen onzer landgenooten, die in Zuid-Afrika schande hebben gebracht over onzen naam. Thans voor het eerst is er band, en beiden, Hollanders en Afrikaanders, zijn trotsch op hun stameenheid. Zoo moet het ook worden met Vlaanderen. Zal ook eerst zware beproeving over Vlaanderen en Nederland moeten komen, voor die beide deelen van den Nederlandschen stam, alle wantrouwen en ijverzucht hebben op zij gezet? Wie ziet den dag van morgen?
Dan, de Afrikaanders hebben hunne rijën gezuiverd van lauwen en van verraders. Want die zijn er geweest in alle rangen. Lang is de lijst van geteekenden, als de dag der vergelding komt. Uitgesneden worden zij als rotte plekken, want blijvend, zouden zij bederf en ontkrachting verbreiden. In aantal kleiner, is het Hollandsch-Afrikanerdom thans hechter dan ooit te voren. Ook omdat het zich bewust is geworden dat de Nederlandsche taal, tot nog toe verwaarloosd en in haar waarde onbegrepen, het hechtste bolwerk zal zijn voor vrij bestaan.
Eindelijk, Nederland zelf is beter geworden. Wij hebben gezien, zelf in veiligheid, wat wanhoopskracht vermag; het is voor ons een pijnlijke ervaring, maar niet de pijnlijkst mogelijke, hoe dom onze wijsheid is, die de hoogste waarde van een mensch, dus van een volk, peilt naar examens; onze wijsheid, die met blind voorbijzien van levensflinkheid en levensdurf, ons volk grootendeels heeft verschoolmeesterd. De schaaf, wat heeft hij huis gehouden! Wij zuchten het uit met beschaming, als wij de Afrikaanders aan het werk zien, en wij voelen het troostrijke en heerlijke, dat ginder velen onzer trouw hebben mee geleden en gestreden, en dat zij hunkeren naar terugkeer tot weer deeling van gevaar. Nederland verjongt thans, of zonder eigen lijden niet meer. En zijn ondernemingsgeest over de wijde zee in vreemde landen waakt helder op, of zonder eigen lijden niet meer.
Ons volk staat op den tweesprong, ditmaal nog zonder ellende.