Neerlandia. Jaargang 3
(1899)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
toekomst een Uitlander-quaestie te scheppen in Suriname? In deze Kolonie worden als werkkrachten op de plantages talrijke Britsch-Indiërs gebruikt. Op 't oogenblik maken deze Koelies een vierde van de heele bevolking uit; 5919 zijn onder contract verbonden; 4189 zijn vrije, niet onder contract verbonden arbeiders; 4000 zijn reeds voor goed in de Kolonie gevestigd. Deze lieden zijn en blijven Britsche onderdanen en staan onder de bescherming van een Britsch-Indisch ambtenaar, den Protector of Immigrants, die van tijd tot tijd de kolonie bezoekt om zich te overtuigen dat de voorwaarden waarop de immigranten gekomen zijn, trouw worden vervuld. Zij spreken hun eigen, de Hindostansche taal, blijven zich beschouwen als onderdanen van een vreemde mogendheid. Dat past niet, wanneer deze Hindoes voor goed in de kolonie gevestigd blijven. Dan moeten ze zich ingezetenen voelen van Suriname en begrijpen, dat hun lot met dat van de kolonie verbonden is. Hoe zullen ze zich als Surinamers leeren beschouwen? Het zou daarom noodig zijn, dat de kinderen in de school opgeleid werden in de Nederlandsche taal, de taal van het Bestuur. Doch dat is nu niet het geval. Voor hen bestaan eigen scholen, de zoogenaamde Koeliescholen, waar het onderwijs wordt verstrekt in de Hindostansche taal, door Britsch-Indische onderwijzers, die hun wel leeren wat ze als Britsche onderdanen behooren te weten. En de Regeering betaalt deze scholen! Het toezicht op hetgeen daar onderwezen wordt ontsnapt haar, daar haar ambtenaren de Hindostansche taal niet kennen. Zal, bij steeds grooteren toevoer, de tijd niet komen, dat deze ingezetenen ook zullen spreken van rechten en die eischen en zal, als hun eischen niet worden ingewilligd, Engeland ook niet optreden om zijn verdrukte onderdanen te beschermen? We weten nu maar te wel hoe de aanleiding daartoe gevonden wordt. En wat Engeland doet haken naar het bezit van de Transvaal, zal haar niet minder begeerig maken naar Suriname: ook hier zit veel goud in den grond en de kolonie grenst aan Engelsch Guiana. Naar aanleiding van de koelieschool, schrijft het Sociaal Weekblad over de voor- en nadeelen van Britsch-Indische en Javaansche werkkrachten in Suriname: ‘Den planters mag dit niet onverschillig zijn’ - zegt hij - ‘omdat het werken met moreel hooger staanden gemakkelijker en aangenamer is, en omdat daardoor een menigte thans voorkomende twistgedingen met de daarmede gepaard gaande kosten en tijdverspilling zouden vermeden wornen. Voor de Nederlandsche regeering is dit van het hoogste belang, omdat zij door immigratie kolonisatie beoogt, en zij met haar opvoedingstaak bij de Javanen niet zoo ver behoeft terug te gaan als bij de Britsch-Indiërs, waardoor dus de vorming van een behoorlijk geordende kolonisatie bespoedigd zou worden. Dit hooger standpunt van beschaving brengt hooger levenseischen mede; de Britsch-Indiër denkt slechts aan het vergaren van geld, meermalen ten koste van een behoorlijke voeding, de Javaan daarentegen is gesteld op een gezellig thuis en op een goede voeding. Bezie maar eens een woning van een Britsch-Indiër en een Javaan. Bij den eerste gelijkt deze veel op een vuilen stal, bij den tweede ziet men een net ingericht vertrek en bemerkt men een streven naar huiselijkheid door het aanbrengen van gordijntjes, wandversierselen, enz., enz. Het kapitaal, dat nu door de Britsch-Indiërs aan de kolonie onttrokken wordt, zou er bij een Javanenimmigratie blijven. Hoe kort de geschiedenis der Javanen-immigratie nog slechts zijn moge, toch zijn de rapporten in de koloniale verslagen over het gedrag der Javanen zoo opmerkelijk gunstiger dan die der Britsch-Indiërs, dat daaruit met gerustheid ook voor het vervolg tot de meerderheid van den Javaan in dit opzicht mag besloten worden’. Het onderwerp is ernstige overweging waard De toekomst van Suriname staat er mee in verband. Uit hetgeen we mededeelden in Neerlandia omtrent de wenschen van de Javanen betrekkelijk het onderwijs in het Nederlandsch en de zoo overtuigende redevoering van Raden Mas Pandji Sosro Kartono, in deze aflev. opgenomen, blijkt genoeg, welke voortreffelijke onderdanen de Javanen ook in Suriname zouden zijn. Zij ten minste, zouden een zelfstandige toekomst van de kolonie helpen opbouwen en moet de invoer van Javanen duurder zijn, wel dan liever een offer gebracht dan Suriname in gevaar te brengen. |
|