De Friese beweging.
(Vereenvoudigde spelling).
Is de echte geestdrift gestorven? Is de pit er uit? Of is er misschien nooit geestdrift in ons volk geweest? En al onze natsjonale liederen dan, waarin het Friese land en volk, wij zelf dus tot in de wolken worden verheven! Ja dat zijn dan toch uitingen van geestdrift en wel van de latente, de tijdelik-in-ons-slapende geestdrift, die even wakker wordt bij feestelike gelegenheden maar dan lekkertjes weer indommelt.
Ik geloof dus wel aan 't bestaan van geestdrift en pit in de kern van het Friese volk, in de ziel van de boeren en burgers op het platteland, maar in de praktijk heb je er niet veel aan. Wees nu zelf noch zo trots op je taal als een Hollander er op smaalt, dat zou heel mooi wezen, als je zonder dat smalen die trots nu ook eens in daden ging omzetten. In daden? Ja, is er niet genoeg, meer dan genoeg te doen in Friesland om het jongere geslacht bij hun taal te doen blijven, de taal waarin zij zich toch het beste uitdrukken?
1o Welke domienee op 't platteland gaat zijn gemeente voor in het gebed in de moedertaal, het Fries; maar aan de andere kant, welke gemeente zou dat goedkeuren? Dit lijkt vreemd en toch is het waar: van een dominee verlangt men niet dat hij Fries, wel dat hij Hollands spreekt. De statenbijbel staat hier tussen de Friesen en hun eigen taal in, en toch - zou het gebed van de Friese werkman en boer niet inniger zijn in zijn eigen taal, zou die taal niet heerlik klinken door onze dorpskerkjes? Maar dan eerst weg met het domme vooroordeel! Smaak gekregen in de bijbel in eigen taal! Wellicht volgt dan ook de hele Friese preek op het Friese kerkgezang en gebed.
Laat ons hopen, maar wie het hunnen, laten die hun geestdrift omzetten in daden.
2o Onderwijs in 't Fries is overbodig; het kind laat het achter op de drempel van de school, maar heeft er toch een stukje van in de zak weggemoffeld en daarmee besmeert het nu het Hollands, tot het er vrij morsig uitziet en toch geen Fries is. Laten de onderwijzers alleen maar zorgen dat zij niet met minachting spreken van de taal die nu al 20 eeuwen op dat kleine plekje grond gesproken wordt; dat zij wel het kind scherp leren inzien: zo spreken de beschaafden het Nederlands en dit en dat zijn bepaald Friese eigenaardigheden; dat het kind er van overtuigd wordt dat het een zware taak heeft, voorzover het wat meer in de wereld worden wil dan boer of timmerman, n.l. om 1o de Friese taal te blijven spreken en schrijven tegenover z'n landslui en 2o het beschaafde Nederlands te leren, waarmee het terecht kan in Holland, Zeeland, Transvaal, Indië en Vlaanderen.
Maar daarbij is een lied tot opwekking wel nodig en waarom mag dat nu geen Friese zang zijn? O, ik weet, het mag wel, er is niets tegen en het gebeurt ook wel, maar het moest regel zijn, dat Friese liedjes burgerrecht op school kregen naast de mooiste Hollandse.
En dan..... wij hebben indertijd aardige ‘heilingen’, schoolprenten geliad van de gebroeders Halbertsma; heel eenvoudige plaatjes met een paar-regelig versje er onder en de ouderen die ze kregen op school vinden ze noch mooi.
Wie helpt ons nu weer eens aan zo'n stel? Welke uitgever durft zo iets aan? Ik heb er indertijd ook al op gewezen, dat ik al ene tekening gezien heb over het polsspringen, het jongensfeest in 't voorjaar, en ik wed dat de Griese jonge der wat voor over had, om op die wijze beloond te worden.
Dus op school moest om het noch eens duidelik te zeggen, het zelfgevoel van de Friese kinders worden opgewekt en dat natuurlik niet, zoals sommige gekken de Friezen wel eens nageven, om zich aftescheiden van het overige Nederland, maar eenvoudig omdat het in ere houden van iets goeds en moois de plicht is van ieder.
Dan zou daardoor tevens aan mijn derde wens meer en meer voldaan worden: het schrijven van Friese brieven van Friezen onderling zou van zelf meer gewoonte worden, dan nu het geval is. Nu worden zulke brieven een last voor den ontvanger, die ze vaak niet eens lezen kan door ongewoonte en last met de spelling en, om dat laatste, zijn ze voor menigeen, die geleerd heeft in aanbidding neer te zinken voor een inktkrabeltje, dat letter heet, iets onmogelik. Hij zou het niet kunnen, want de spelling, het gebouwtje met z'n doolhof van gangen en gangetjes, doodloopende slopjes ook, is hem zo vreemd, dat hij er zich niet aan waagt de deuren binnen te gaan.
En toch dat gebouwtje is maar mensewerk en de Friese taal, die in hun is, is een deel van de ziel, van de natuur, van het Godlike. Welnu, laten zij luisteren naar die Godsstem in hun en hun best doen dat innige, dat er uitklinkt voor famielie en kennissen, in hun brief weer te geven. De spelling mag dan niet de juiste zijn, het woord komt zo uit die geheimzinnige onpeilbare diepte van ons ik en zo zal het ook weerklank vinden in de ziel van wie het leest.
De Friese brief moest regel worden onder Friezen, geen uitzondering.
Hoemeer heb ik de drie grondslagen aangewezen, waarop ons nieuwe, taalbewustzijn kan opgebouwd worden tot een sierlik gebouwtje waarin het een lust is te wonen.
Dan volgt vanzelf meer belangstelling in de uitingen van onze Friese letterkundigen, die nu hun werk óf voor eigen rekening moeten uitgeven, óf zonder honorarium om zo te zeggen, óf het beste wat zij hebben moeten plaatsen naast stuiversmagazijn-lektuur; dan zal er meer vraag zijn naar Friese muziek, die er wel is al, en meer concreet bestaat zelfs dan de latente geestdrift, maar die maar wacht op een uitgever en op waardering; dan zal er een Fries tijdschrift komen, dat z'n bestaan gewaarborgd zal zien door een flink lezersaantal. En als men bij dit alles zegt: ‘wel ja, maar u spreekt toch altijd over arm Friesland, niet waar?’ dan zeg ik: ‘helaas ja! jammer genoeg, dat de Friezen daar lijden onder de druk van het geld en van de laksheid van veel grondeigenaren, die hun land produktief konden maken, als ze dat maar wilden, produktief voor zich zelf en voor de tallooze arbeiders die met ergernis de dichtgroeiende sloten, de uitgetrapte greppels, het opkomende onkruid zien van bunder op bunder land, waarvan zij een bestaan konden hebben!’
Maar er zijn ook noch andere, tal van Friezen zijn... vaak ook al om dergelijke redenen naar buiten gegaan en wat Burns zong: ‘My heart is in the Highlands’ het past in de meeste volkomenheid op de Friezen buiten hun land. Daar is één oproeping in de welluidende eigen moedertaal genoeg om een vereniging van een honderd leden te stichten; daar doet één ingezonden stuk de snaren in anderen trillen en overal hoort men hetzelfde woord weerklinken: vereenigt u. Overdrijf ik? Mag ik dan wijzen op de Friese vereenigingen te Amsterdam (2), te Groningen, te Haarlem, te Pretoria, te Zwol, te Arnhem, te Kampen, te Apeldoorn, ja zelfs te Constantinopel, in wording of in wezen al?
Zie, daar zijn dikwils van de beste elementen uit Friesland verenigd en vandaar zal ook uitgaan het losbreken van de geestdrift. Mocht de brand nergens in Friesland uitslaan, mocht daar kleinzieligheid en naijver gaan boven natsjonalieteitsgevoel - een voorbeeld is de tegenwerking door Amsterdamse Friesen met de opvoering van een toneelstuk te Leeuwarden ondervonden - hier zal zo iets ondenkbaar zijn, want men vormt een Friese kolonie te midden van de Hollanders en het Fries- zijn kondenseert zich onder de druk van de omgeving en de onderlinge omgang is de beweegkracht. Maar wanneer daarbuiten de vlam dan eens gaat uitslaan en het blijft daarbij, in Friesland blijft het vuurtje voortsmeulen, dan zal het niet zijn, wat het kon wezen: een groot vuur van geestdrift, dat de overige Nederlanders dwong toch ook eens op die Friezen te letten, die zo'n gekke taal spreken en waarvan de letterkunde nooit anders tot hun doorgedrongen is, dan of men sprak van de dichters van Siam of Chili.
Is het niet om nijdig te worden, als er zo totaal geen notisie wordt genomen van een volksleven, dat daar geleefd wordt achter die schutting, het Fries?
Welnu dat hebben de Friezen aan zich zelf te danken. Zij blijven hun taal wel spreken, voorzover ze niet te veel met de Hollanders in aanraking komen; zij blijven een soort minachting bewaren voor de Hollandse ondegelikheid, zoals echte Friezen zeggen; maar voor hun eigen Fries eens wat doen..... nu, och wat! Die taal! Niet nodig, hoor!
En toch dat moet anders worden!
Haarlem.
J.B. Schepers.