Gent.
De Gentsche Tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond belegde op 2 October een openbare vergadering ter zake van de onrechtvaardige verplaatsing uit Antwerpen van vier Vlaamsche tolbeambten ten gevolge van Waalsche kuiperijen. Reeds was deze zaak in openbare vergadering te Antwerpen belegd door den Nederduitschen Bond, den Vlaamsch Liberalen Bond en den Democratischen Bond behandeld geworden en werd tegen deze verongelijking krachtdadig protest aangeteekend; maar dat verzet is zonder uitslag gebleven. Daarom is het noodig, dat ons volk zijn stem laat hooren opdat Mimster de Smet de Naeyer zijn besluit intrekke.
Ons medelid de Heer Adelfons Henderickx van Antwerpen, Secretaris van den Nederduitschen Bond, was overgekomen om de zaak toe te lichten. Ze komt hierop neer.
Vier tolbeambten uit Antwerpen, brave huisvaders en voorbeeldige bedienden, werden eenige maanden geleden uit Antwerpen verplaatst en met vermindering van jaarwedde naar verafgelegen dorpen, onder andere naar Lapscheure, gezonden. Wat hadden die menschen gedaan? Die menschen hadden zich ingebeeld dat het recht van vereeniging, hetwelk door de Grondwet wordt gewaarborgd, ook voor Vlaamsche douaniers bestaat. Zij stonden namelijk aan het hoofd van de Antwerpsche vereeniging der Vlaamsche tolbeambten De Verbroedering. Deze vereeniging nu was sedert lang een doorn in het oog der Fransche bureelratten uit het Ministerie van Financiën. Het bestaan van die maatschappij onmogelijk te maken door ze te onthoofden, was dan ook hun doel. Zij wachtten enkel op eene gunstige gelegenheid om hunnen haat tegen de Vlamingen te kunnen botvieren en die gelegenheid was ook spoedig gevonden.
De Verbroedering had een ontwerp van verzoekschrift aan den Minister van Financiën opgemaakt om te vragen dat het Vlaamsch examen, dat aan de Waalsche douaniers, die in het Vlaamsche land willen dienen, vroeger werd opgelegd, maar op verzoek der Waalsche vereeniging van tolbeambten la Fraternelle van Antwerpen was afgeschaft, opnieuw zou ingevoerd worden. Een afschrift daarvan werd aan eene Antwerpsche maatschappij gestuurd, die het onderteekende en naar den Minister stuurde. Nu ontdekte men dat dit afschrift geschreven was door den secretaris van de Verbroedering en thans was het middel gevonden om die maatschappij te treffen. Naar het schijnt, had de secretaris zich daardoor aan een klein vergrijp tegen de tucht schuldig gemaakt. Dat is eene overtreding, die gewoonlijk alleen met het ontvangen van eene berisping wordt geboet, Zóó was het korten tijd te voren nog gebenrd met bsstuursleden van de Waalsche Fraternelle: zij ook hadden de bestuurlijke voorschriften door het rechtstreeks zenden van een vertoogschrift aan den Minisier overtreden: zij kregen eene berisping en daarmede was alles uit.
Maar voor Vlaamsche douaniers was zulk eene straf niet zwaar genoeg; niet alleen werd de secretaris der Verbroedering met vermindering van jaarwedde naar eene ver afgelene plaats gestuurd, maar ook de voorzitter en twee andere bestuursleden van de maatschappij ondergingen hetzelfde lot, en wat hier werkelijk het toppunt van het schandaal mag heeten is, dat een dier gestrafte beambten, de heer Buysse, niet eens tegenwoordig was geweest bij de vergadering, waarin het stuk was voorgelezen. Dat is wel het duidelijkste bewijs dat het er de Waalsche bureelratten enkel om te doen was de Verbroedering te doen vallen, door haar van haar bestuur te berooven. De heer Buyese trok zich die onrechtvaardige straf zoozeer aan, dat hij ernstig ziek werd. Toch bleef zijne verplaatsing gehandhaafd.
Eenigen tijd te voren had men vijf Waalsche douaniers, die het te Antwerpen wat al te bont hadden gemaakt tijdens de bespreking van de wet Devriendt-Coremans in de Kamers, moeten verplaatsen. Een van hen verloor zijne vrouw en daarom werd hij naar Gent overgeplaatst, omdat hij aan zijne nieuwe verblijfplaats niet kon gewennen! Maar Buysse, evenals de drie andere Vlamingen, die voor eene onbeduidende overtreding moesten boeten, bleef gestraft, ondanks de herhaalde pogingen, die door de Antwerpsche volksvertegenwoordigers bij den Minister van Financiën werden gedaan.
Toch moet en zal er recht geschieden! Aan dat schandaal moet en zal een einde komen. Daarom hielden op 18 September de afgevaardigden van de Gentsche Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, van den Snellaertskring, uit Gent, van den Nederduitschen Bond, uit Antwerpen, en het Nationaal Vlaamsch Verbond, eene vergadering, waarin besloten werd dat door het houden van meetingen, het zenden van vertoogschriften en desnoods door het doen van persoonlijke stappen bij den Minister onverpoosd op rechtherstelling zal worden aangedrongen.
De Heer Henderikx zette de zaak op een heldere wijze uiteen en betoogde onomstootelijk, dat de vier tolbeambten op eene schandalige wijze werden verongelijkt. Er moet recht geschieden en wij hebben het recht niet de verongelijkten te verlaten, want hebben zij te lijden voor hun overtuiging, het is door onze schuld. Wij hebben het volk tot zelfstandigheidsgevoel opgeroepen. Ons aanhondend streven is niet zonder uitslag gebleven, daar we in Antwerpen die machtige Verbroedering hebben zien tot stand komen, waarvan de leden allen vurig gehecht zijn aan hun taal. Dat moeten enkelen onder hen nu boeten. Op ons rust de plicht hun verdediging ter hand te nemen.
Dat zullen we dan ook doen.
Naar aanleiding van de woorden van den Heer Henderickx, stelde de Heer Meyer voor om over deze zaak in verschillende Vlaamsche gemeenten volksvergaderingen te beleggen en protesten uit te lokken; de onkosten zouden gedekt worden door een Strijdfonds, waarvoor dadelijk een sommetje rondgehaald werd.
De Heer Meert nam nog het woord om met uittreksels van l'Ame Wallonne te bewijzen, dat de verongelijking van de Vlaamsche Tolbeambten geen alleenstaand feit is, maar dat de Wallonisanten met hun handlangers een systematisch plan van verdrukking tegen Vlaamsche beambten hebben beraamd, wat voor de Vlamingen het dichter sluiten van de gelederen noodzakelijk maakt.