beperkt. In de stijloefeningen komen zij steeds met dezelfde termen voor den dag, en al blijkt het ook bij het lezen, dat een synoniem hun niet onbekend is, dit schiet hun later, bij het opstellen, gemeenlijk niet te hinnen. Zelfs volwassenen, ja, ouderen van dagen en schrijvers, die bij hun eerste proef niet meer zijn, bevinden zich vaak, bij het zoeken naar het gepaste woord of naar enkele verwante woorden, in verlegenheid. Rouaix' Wdb. zal daarin verhelpen. Woordverklaring, gelijk de gewone Wdb. geven, moet men er niet in zoeken; enkel een woordenlijst in honderden verwante reeksen, telkens achter een hoofdwoord gerangschikt, dat het begrip in zijn eenvoudigsten vorm uitdrukt. ‘Aux mots représentant l'idée simple, sous sa désignation la plus simple, - zegt M. Rouaix, - se juxtaposent en un ordre raisonné, les mots qui traduisent cette idée dans ses éléments, ses espèces, ses nuances, - - étre, qualité, action, - groupement fécond en synonymes, équivalents, associations d'idées, etc. Ce n'est donc point un choix de mots usuels, c'est la langue française toute entière qui figure ici. Nous donnons le mot qu'on ignore comme celui qu'on a oublié. Et ces mots éveillent les idées, remédiant ainsi à la difficulté plus grande d'aller de l'idée au mot que du mot à l'idée.’
Ik vestig de aandacht van den lezer op dit eigenaardig Wdb., dat ongetwijfeld spoedig in andere talen zal nagevolgd worden.
A.D.C.
- Klassieke Schrijvers, serie vertalingen bij Van Looy. Amsterdam. Per Nr. 40 cent.
Op de voortreffelijkheid van deze serie vertalingen uit de beste klassieke schrijvers (Xenophon, Herodotus, Aristophonus, Caesar, Sallustius, enz.) werd reeds in verschillende dagbladen en tijdschriften van Nederland en België gewezen. Op onze beurt, meenen we deze uitgaaf aan elkeen te moeten aanbevelen; aan elkeen, dit is, ten eerste aan leeraars en studenten, die zich bijzonder met de Oude Talen bezighouden, en de zorg zullen waardeeren, die de vertalers aan den dag gelegd hebben om een echt Nederlandschen tekst te leveren en toch zoo dicht mogelijk bij het origineele te blijven; ten tweede, aan al diegenen vooral die het geluk niet hadden op de Latijnsche school te gaan, en daardoor de gelegenheid missen met den oorspronkelijken tekst der Oude Schrijvers kennis te maken. Het is waar: zelfs de beste vertaling kan al de schoonheden niet weergeven, die in het origineele besloten liggen. - Maar, is dàt een beweegreden om van de oude literatuur zoo een soort aristocratische letterkunde te maken, tot welke het ook geen' toegang heeft? Zal men dàarom het volk beletten ook iets te weten van wat men vóór 20 eeuwen schreef? Zou een ontwikkeld man uit het volk niet even zooveel genoegen kunnen scheppen in het lezen van Herodotus' Geschriften, bijv., als in dat van de een of de anderen roman? En zouden zoo de vertalingen bij V. Looy uitgegeven niet ruim kunnen bijdragen tot het volksonderwijs, waarvoor op onze dagen zooveel gewerkt wordt? Bijzonder ook in het middelbaar onderwijs kunnen deze vertalingen een overgrooten dienst bewijzen, en ziehier hoe: een slecht stelsel is het, ons dunkens, zich gedurende drie maanden of nog langer soms met denzelfden auteur op te houden, ten einde een zijner werken in zijn geheel te vertalen. Indien men zich bepaalde bij het grondig bestudeeren der schoonste brokken en dan het overige aanvulde door het aandachtig lezen van eene vertolking, die, zooals de hier aanbevolene, bijna
denzelfden indruk maakt als het oorspronkelijke, zou men veel nuttiger werk verrichten en dusdanig een groot deel van den tegenzin wegnemen, waarmee het jonge geslacht de Oude Talen meestal bestudeert. En ja, zelfs, in de Hoogere Burgersscholen van Nederland en de ‘beroepsklassen’ in België, zouden goede vertalingen de jongens min of meer moeten inwijden in de Oude Letterkunde; het ware toch ook schoone, heerlijke lektuur en, dan ten minste, zou die gansche gedachtenwereld der Ouden geen uitsluitend privilege meer zijn, waarvan alleen de Latijn- en Grieksch studeerende lui kan genieten.
In vele opzichten aldus, kan die Vertalingen-Serie zeer nuttig zijn. We hopen dat die uitgaaf - die goedkoop is en zeer goed verzorgd - den verdienden bijval zal winnen, en dat de pogingen van voorname geleerden als Van Deventer, Muller, Doesburg en anderen, om degelijke vertalingen te leveren, niet onbeloond zullen blijven.
J.D.D.
- Verzamelde Opstellen, eerste deel, van F. van der Goes Amsterdam, van Looy, 1898.
Zelfs voor andersdenkende op politiek en sociaal gebied zijn deze opstellen, vroeger reeds gelezen in Den Nieuwen Gids en elders, en meest handelend over socialistische theorie, in ruime mate belangwekkend. Dat zijn veel meer dan ijle woorden; achter de rijke volzinnen, achter den sierlijken stijl van den schrijver vindt men soliede gedachten, logisch op elkander volgend en geleidelijk voorgesteld. Wel kan men die gedachten diskussieeren; maar ontkennen dat het echte gedachten zijn, zal zeker niemand, - vooral niet hij, die den gewonen stijl en den gewonen inhoud onzer Vlaamsche socialistische schriften kent.
Ver doordringen in de analyse van ieder artikel wordt ons door de toegestane ruimte verboden. We kunnen dus alleen verwijzen naar de opstellen, die ons meest getroffen hebben en die het meest van algemeen belang zijn. Zóo over Een Vrouwentijdschrift, vooral interessant om de discussie der feministische beweging die er in voorkomt; over Geschiedenis, als sociale wetenschap beschouwd door den schrijver, en bevattend eene klare uiteenzetting der theorie van kapitaal, waarde, enz Eindelijk over Socialistische Aestetiek, lezenswaard, niet alleen voor sociologen. maar ook en eerst en vooral voor iedereen die aan kunst doet. De aesthetiek van van der Goes zal wel de echte natuuraesthetiek wezen, de eenige die ons leiden mag, - daargelaten in hoever ze ook socialistisch zij.
In een woord: een boek dat moet gelezen worden door ieder die er aan hecht een klaar begrip te hebben van de gedachten-geschiedenis van de Noord-Nederlandsche ‘jongeren’ van na 1885.
- Schoppenboer, door Cyriel Buysse. Amsterdam, H.J.W. Becht, 1898.
Met evengoed volgehouden intrigue, gelouterd en verfijnd door een rijper geworden talent, zoo is voor ons, naast Het Recht van den Sterkste, Schoppenboer het beste wat Buysse ooit schreef. Het komt ons voor dat de auteur, na een zeer langen omweg, weer op de goede baan is. Na het povere boek: Wroeging, en de geschiedenis voor verloofde jonge dames: Op 't Blauwhuis, die de lezers van Buysse aan de hechtheid van zijn talent lieten twijfelen, zal Schoppenboer aan iedereen bijna als een meesterstuk voorkomen. Wezeggen ‘bijna’, want daar zijn nog wel enkele vlekken in het werk. Zoo, eerst en vooral, de taal, die, hoewel zuiverder dan, b.v., in Op 't Blauwhuis, nog steeds vermoeden laat dat Buysse beter het Fransch dan het Nederlandsch machtig is. Nochtans, we herhalen het, schijnt het ons toe dat er ook langs die zijde verbetering gekomen is. Dan vallen nog sommige formules aan te merken, die den schrijver al heel lief blijken te zijn, maar eerder slecht werken op den lezer. Zoo komt àl te dikwijls: ‘Toen gebeurde er iets...’ als transitie tusschen hoofddeelen van het verhaal voor, hetgeen bij Buysse eene onbeholpenheid zou laten onderstellen, die hem waarlijk niet eigen is: de algemeene compositie van den roman toont het genoeg aan.
Maar zelfs met deze, en een paar andere kleinere schaduwzijden, blijft Schoppenboer een zeer sterk werk. De karakter-teekening van de drie zonen Foncke: Pier-Cies, Domien en Jan, vooral van den laatste, is al heel knap; en bladzijden als: den brand op de hoeve, den dood van vader Foncke, de bekentenissen van de meid Marie, en den bruilofstdag, en hoe deze we[...] op Jan, vergeet men zoo heel licht niet. Minder g[oed] geslaagd schijnt ons de beschrijving van 't volkje uit de Zijstraat. Voor iemand die 't grauw van dergelijke gehuchten kent (wij denken hier aan het beruchte ‘de(n) Hul’ te Nevele, dat Buysse wel voor den geest kan gestaan hebben bij 't schrijven van die bladzijden) zal met ons instemmen dat het in Het Recht van den Sterkstc beter geschetst voorkwam. We bekennen echter dat dit gedeelte het boek in 't geheel niet ontsiert.
Opvallend is in Schoppenboer de eenheid in 't behandelen der stof. Het verhald wordt bijna nooit afgebroken en brengt ons zeer geleidelijk naar het einde. Alles staat logisch op zijne plaats; geen enkel gedeelte is te beknopt of te uitvoerig behandeld, gelijk het zoo dikwijls gebeurde in de vroegere romans van Buysse, die aldus van lieverlede voorkwamen als met overijling of samengesteld. Hier is het evenwicht in de samenstelling volkomen, en geeft aan het werk eene kloekte die, in de reeks van Buysse's boeken, alleen De Biezenstekker en Het Recht van den Sterkste, naast De Wraak van Permentier, bezaten.
Voor we eindigen, moeten we nog een woord zeggen over de zeer verzorgde uitgaaf, die het huis H.J.W. Becht van het boek leverde. De uitgaven van dit huis, - we mochten het herhaalde malen opmerken, - zijn zoo verzorgd naar de uitvoering, als gewoonlijk degelijk naar den inhoud.
- 1. Annie Besant, L.T.V.: Levenstoestanden na den dood: uitgave v.d. Theos. uitg.-maatsch. Amsterdam, 1898, 32 bz. kl. in-8o. fl. 0.20.
Beschrijft in klare taal en met overtuiging de overgang van dit leven tot een ander, en de toestanden der ziel na die ‘verhuizing’, van het theosofisch standpunt.
2. Lorenzo: de theosofische vereeniging en het doel dat zij beoogt: bij dezelfde uitgevers-maatsch., zelfde formaat, 24 bz fl. 0.10.
Maakt de standregels dier vereeniging bekend met het doel en de verplichtingen harer leden en steunt vooral op het punt dat zij niet tegenover welken godsdienst ook vijandig optreedt.
3. Joh. van Manen, L.T.V.: Annie Besant: eene korte levensschets, op sterker papier, bij zelfde uitg.-maatsch., kl. in-16o. fl. 0.10.
Deelt zeer beknopt de hoofdtrekken weder van het karakter en den ontwikkelingsgang dezer merkwaardige vrouw en de rol door haar ter voorlichting harer medemenschen opgenomen. Aantrekkelijk geschreven. Aan het slot de opgave harer werken en vlugschriften naast den prijs.
4. Will. Morris: Hoe de maatschappij is; hoe sij behoorde te zijn: J.A. Fortuin. Amsterdam, 2e druk, gr. in-8o, 24 bz. fl. 0.05
Een paar aanteekeningen over en portret van den beroemden ‘fabrikant, schilder, tekenaar, boekdrukker, redenaar, propagandist, maar bovenal: dichter-kunstenaar’ vooraf; dan een voordracht waarin de bekende Engelsche hervormer zijne denkbeelden mededeelt over het socialisme zooals hij dat opvat. Beweegt zich volstrekt op theoretisch, ideaal terrein, werkt niet overtuigend. Vertaler gebruikt vereenvoudigde spelling.