De Vlaamsche Beweging in Noord-Amerika.
Dat zich onlangs de Fransche pers met de Vl. Beweging heeft bezig gehouden, ja dat zelfs door de Fransch-Belgische bladen op aan te vullen leemten in ons Nationaal-Vlaamsch programma gewezen is geworden, baart geen opzien meer; wij zijn sedert kort aan veel dingen van dien kant gewoon geraakt. Minder toch dat ons streven de aandacht heeft getrokken van de Noord-Amerikanen en wel in een tijd, die hen voor alle andere, dan hun eigen belangen, moest ontoegankelijk maken. Zoo vinden wij in de New Yorker Staats-Zeitung van 17 Juni ll. een uitgebreid artikel aan de bespreking der toestanden alhier en de jongste gebeurtenissen op Vlaamsch gebied, gewijd. Zeer waardeerend, treft het vooral door de juiste voorstelling der hoofdfeiten van onzen strijd.
De eerste opwekking ging uit, zoo lezen wij daar, van dichters en letterkundigen, van een Willems, een Ledeganck, een David, een Conseience, maar zij verloren te veel de praktische zijde uit het oog, hun idealisme belette hen te zien ‘dat in den nieuweren staat elke verandering, eerst tot wet verheven, van de wet hoeft uit te gaan.’
Dan volgt de geschiedenis van het ontstaan onzer drie Vlaamsche wetten. Waar echter schrijver het spoor heelemaal bijster schijnt, is op het stuk taalverhouding tusschen Vlamingen en Walen; namelijk berekent hij op 94% de Belgen, die het Nederlandsch machtig zijn; hadden wij het reeds zoover gebracht, dan ware voorzeker geene Beweging meer noodig.
Heel juist daartegen komt ons de bemerking voor, dat uit den steun door Ministers, Katholieken en Socialisten aan de Gelijkheidswet De Vriendt-Coremans ver leend, duidelijk blijkt hoe in verkiezing met de Vlamingen voortaan volstrekt moet gerekend worden; iets wat teekent.
Met nadruk wordt verder gewezen op het groot aantal dagbladschrijvers, leeraars, en vooral de flink ingerichte propaganda-groepen die met praktischen zin en behendigbeid tot het volk gaan en overal en aanhoudend het goede woord laten klinken, daarbij op bewonderenswaarde wijze gerugsteund door een machtige centen pers, zoodat alleen te Brussel, twee dagbladen elk in meer dan 60,000 Nrs getrokken worden.
Dit is wel degelijk van ontzaglijke beteekenis in onzen strijd geweest en geeft alweer een treffende zijde aan van onze beweging: zij komt uit en gaat tot het volk; zij is in den volsten zin eene nationale, eene volksbeweging.
Wel neemt het de schrijver evenals met de bevolking, naar we zooeven aantoonden, wat luchtig op met de stemming en de gezindheid der Walen; we gelooven niet dat hij hierin geheel zonder ingenomenheid spreekt en 't wil ons voorkomen dat bij hem als Duitscher of ten minste Duitschgezinde, de wensch de vader der gedachte is. Uitgaande van het geijkte: Flamands, Wallons sont des prénoms, - meent hij te kunnen verzekeren dat de Walen zelf nooit zouden durven meêwerken om het koningdom hier te lande te doen vallen, daar zij alle belang hebben bij zijn instandhouding. Hier blijkt hij minder op de hoogte te zijn van wat in 't Walenland gebeurt, vooral op de plaatsen waar het wemelt van secialisten, nog in de laatste dagen is voorgevallen, onder andere met een driekleurig, nationaal vaandel.
Eindelijk besluit hij met te verklaren dat weldra een nieuw kapittel in de Vl. Bew. zal aangevangen worden en dit zal zijn: het inrichten eener Vl. Hoogeschool. ‘Dat het er toe komen zal, ja moet, staat buiten twijfel;’ alleen hoe lang het nog duren zal, hangt van ons politiek optreden af, en hierin weer heeft schrijver gelijk.