Aan de Besturen van de Vlaamsche Vereenigingen en aan de Vlaamschgezinden in 't Vlaamsche Land. Gent, 27 Mei 1898.
VLAMINGEN!
't Was een heuglijke mare, die den 15n April 11. te 7 uur 's avonds door den telegraaf over het Vlaamsche Land verspreid werd: De Vlaamsche Wet is aangenomen! Aangenomen ongewijzigd, onverminkt zooals ons Volk het geëischt had in honderden vergaderingen, zooals honderden Vlaamsche Gemeenteraden aan Kamer en Senaat hadden gevraagd ze aan te nemen.
Denzelfden avond, de volgende dagen, op Zondagen nadien werd de verblijdende gebeurtenis gevierd door feestelijke vergaderingen, door optochten, door klokgelui, door 't blijde wapperen van vlaggen. Die plaatselijke betoogingen, zonder lange voorbereiding, waarin Vlamingen van de meest uiteenloopende denkwijze alleen daaraan dachten, dat ze kinderen waren van 'tzelfde geliefde Vaderland, hebben getuigd van de blijdschap, waar de Vlaamsche ziel van trilde, toen vernomen werd, dat het in 1830 gepleegde onrecht eindelijk na 68 jaar hersteld was.
Maar er moet iets grootscher gebeuren; de uiting van onze blijdschap is te huiselijk geweest. Het vieren van onze zegepraal moet de afmetingen nemen van een onloochenbaar grootsche bevestiging van den wil van het Vlaamsche Volk om met vastberaden tred voort te schrijden op de baan van zijn zelfstandige ontwikkeling. Deze onverzettelijke wil worde aan heel het land op indrukmakende wijze te kennen gegeven. Dien uitslag zullen wij bereiken, wanneer den 24n Juli duizenden Vlamingen uit alle gouwen naar Gent opkomen om deel te nemen aan den optocht, die dien dag tot viering van onze zegepraal in deze stad zal gehouden worden.
Dat is noodig. Hebben onze vijanden niet beweerd, dat het Vlaamsche Volk onverschillig was voor de Taalwet? De Franschgezinde bladen hebben geen woord gerept over de duizenden volksvergaderingen, die ten voordeele van de wet werden gehouden, over de honderden en nog honderden verzoekschriften, bekleed met duizenden en nog duizenden handteekeningen, die in Kamer en Senaat zijn toegestroomd. Daarom moet onze betooging grootsch zijn.
Met duizenden moeten de Vlamingen opkomen om een einde te maken aan de legende, dat het alleen eenige taalliefhebbers zijn, die streven naar de herstelling van taalgrieven.
En niet alleen om 't bewijs te leveren, dat het wel het Vlaamsche Volk is, dat niet wil ontaarden, moeten ze opkomen. Maar de strijd is niet ten einde. Tal van grieven moeten nog hersteld worden; een groote verandering moet nog gebeuren voor dat het In Vlaanderen Vlaamsch geen wensch meer, maar de werkelijkheid zal zijn. Den 24n Juli dan, zullen in de vergadering, die den optocht zal sluiten, door de knapste Vlaamsche strijders de hervormingen besproken worden, die we nog te eischen hebben; zal 't programma vastgesteld worden van onze eischen in de toekomst en het strijdplan beraamd om uiteindelijk het In Vlaanderen Vlaamsch te verwezenlijken.
Als de Vlamingen het willen zal de 24e Juli een belangrijke dag zijn in de geschiedenis van de Vlaamsche Beweging, vruchtbaar voor de toekomst.
Daarom doen we een warm beroep op alle Vlaamsche Maatschappijen in Vlaanderen, opdat ze den 24n Juli met al hun leden te Gent zouden deelnemen aan den optocht, die opgeluisterd zal worden door opschriften, die onzen strijd verheerlijken of die onze eischen voor de toekomst doen kennen. De deelnemende maatschappijen worden uitgenoodigd om op te komen met vlag en kartel. Zij die met opschriften wenschen op te komen, worden verzocht veertien dagen vooraf den tekst er van te doen kennen aan 't Secretariaat. De stoet zal een waardige viering zijn van onzen triomf. Daarom zullen alle opschriften geweerd worden, die krenkend mochten zijn voor onze Waalsche landgenooten. In den stoet zullen ook geen politieke muziekstukken mogen gespeeld worden.
Voor één dag moeten we ons alleen herinneren, dat we allen Vlamingen zijn, die een gemeenschappelijke zegepraal vieren. Laat ons voor dezen eenen dag, voor een paar uren alle partijschap vergeten, indachtig dat ook alle partijen tot den triomf hebben meegewerkt.
We noodigen de Vlaamsche Maatschappijen uit om dadelijk hun leden aan te sporen om de reis naar Gent meê te doen en prijsvermindering aan te vragen voor een minimum van 20 reizigers. We verzoeken de deelnemende maatschappijen ons zoohaast mogelijk te willen mededeelen, dat ze in den optocht zullen vertegenwoordigd zijn, die zal gevormd worden te 10 uren 's morgens aan de Zuidstatie.
De Commissie tot voorbereiding van de betooging:
De voorzitters A. De Ceuleneer, hoogleeraar; J. Obrie, hoogleeraar; J. Vercoullie, hoogleeraar.
De ondervoorzitters: Frans De Potter, secretaris van de Koninklijke Vlaamsche Academie; Paul Fredericq, hoogleeraar; Karel Lybaert, opsteller Fondsenblad.
De schrijvers: H. Meert, R. De Cneudt, A. Van Renterghem, De Vogelaere.
De leden: I. De Vreese, V. De Vleeschouwer. G. Minnaert, A. Van Hanswijck, Pr. Vermeulen, J. Wannijn, O. Van Hauwaert.