Lezing over Amerika.
In de Nieuwe Hollandsche Kolonie Nederland in Zuid-Oost Texas.
Gisteravond sprak bij v.d. Zee te St-Anna-par. de heer B.J. Dijksma (adres Amsterdam, Heerengracht 226) over bovengenoemd onderwerp.
Steeds was het een moeielijke vraag voor hen, die wenschen te emigreeren (landverhuizen) waar moet ik gaan? De oude nederzettingen voldoen niet meer om vele redenen, en veel vruchteloos zoeken is er het gevolg van. In 1895 viel de aandacht op Texas. Men meende dat het te heet was en dat land alleen deugde voor negers en cowboys (koehouders te paard, die kudden van minstens 3000 stuks vee oppassen.)
Vanwege een te Harderwijk gevestigd emigratie-comité vertrok spreker in 1892 met 67 personen, waaronder 43 jonge mannen, maar Canada, onder geleide van Van den Rosmalen Nepven. Vrij uitvoerig beschreef Spr. zijne lotgevallen daar te lande, die over 't geheel niet zeer opwekkend waren. Vandaar vertrok hij naar Dakota, waar 't zomers zeer heet is; in Augustus komt eene hitte voor van 116o, in November 15o beneden vriespunt, dus zeer koud. In Michigan vond Spr. ook niet wat hij wenschte. De pijnboom boschgronden zijn aanvankelijk zeer goed, maar raken spoedig uitgeput. Na een tijdlang als koetsier in dienst bij een dokter te zijn geweest - 't landbouwbedrijf is Spr. 's eigenlijk vak - besloot hij op aanraden van den dokter naar Zuid Texas te gaan, dat hij door een jaar verblijf aldaar leerde kennen als een aanbevelenswaardig land.
Wie onvoldoende middelen heeft moet er niet heengaan, zegt Spr., want ontbreken de middelen of zijn ze niet toereikend, dan komt men met het beste land en onder het heerlijkst klimaat ‘even treurig uit’ als op het slechtste land. Het land is er tegenwoordig vruchtbaar, maar het eerste jaar kan men er weinig van verwachten. De zode is taai, en om deze baas te worden, mag er wel met 4 paarden geploegd worden. Het prairiegras is ten eenenmale ontoereikend voor de paarden, ze moeten bijvoer hebben, wat, voor wie het nog niet zelf heeft, geld kost, en wie dit mist, kan zijn bedrijf niet uitoefenen - hij verliest nog 'tgeen hij bezit. De ossen zijn minder kiéskeurig, doch men schiet zoo weinig op, door met ossen te werken! Katoen, aardbeziën en suikerriet zijn hoofdproducten. 't Spreekt vanzelf dat de nieuwelingen niet dadelijk op de hoogte is van die culturen - hij moet dus genoeg financiëel weerstandsvermogen hebben om tijd te hebben zich op de hoogte te stellen.
Het klimaat is er warm en de temperatuur wisselt van 2o vorst tot 96o warmte. Gedurende den dag waait er een zeebries. Ware dit niet het geval, dan was het er voor ons niet om uit te houden, wat terecht gezegd mag worden van b.v. noordelijk Texas. Spr. bedoelt alleen de Golfkust; daar is het wel warm, in Juni en Juli heet zelfs, maar 't is er best om uit te houden, dank zij den zeewind. Hij geeft ver de voorkeur aan 2 maanden hitte boven 7 maanden strenge koude, zooals in 't noorden van Amerika heerscht.
Van zijne werkzaamheden bij een boomkweeker en bij een melkboer in de nabijheid van Alvin, tusschen Gavelston en Houston, deelt Spr. verschillende bijzonderheden mede. 't Inlandsch vee is er slecht, weinig melkgevend, maar bij een ingevoerd ras (Jersey (?) koeien) is dat veel beter. Met betrekking tot de zuivelbereiding valt er nog veel te verbeteren. De aardbeziën-oogst duurt van Febrnari tot in Mei en levert beste resultaten; per acre (40 aren) van 100 tot 500 dollars. De beziëen worden geplukt, in kistjes verpakt, en per spoor verzonden naar de groote steden in de verschillende deelen van Amerika, door tusschenkomst van commissionairs en expediteurs. Ook andere groenten worden met succes uitgevoerd.
Na het voordragen, ook van andere gunstige oordeelen over het land in Zuid-Oost Texas aan de Golf van Mexico, eindigt Spr. met zijn geleide en zijne diensten aan te bieden aan wie in Februari a.s. met hem mocht willen mee reizen, en om daarover in nadere onderhandeling te treden. Hij raadt echter niemand aan daarheen te emigreeren, die over minder dan 2000 fr. heeft te beschikken.
Over de kolonie later mee.
B.J. DIJKSMA.
***