Mijne Heeren,
Als voorzitter van 't voorloopig bestuur der Z.-A. Afd. v/h A.N.V. acht ik het mijn taak U allen in de allereerste plaats welkom te heeten op deze vergadering.
Het doet ons genoegen U als leden van 't Verbond aanwezig te zien.
De meeste HH. hier aanwezig zullen wel in zekere mate weten met welk doel wij hier heden avond bijeen gekomen zijn. Het voorloopig bestuur heeft zijn taak tot dusverre volbracht. De statuten van de Z.-A. Afd. zijn in Neerlandia verschenen, de propaganda is zoodanig in de hand genomen, dat het thans noodzakelijk geworden is aan de vereeniging in Z.-A. vasteren vorm te geven.
Aan den wensch van 't Hoofdbestuur in Europa, hebben wij, ofschoon nog voorloopig zitting hebbendde, gemeend, te moeten gehoor geven. Het betreft hier n.l. 't verkiezen van een Hoofdbestuur van de Z.-A. Afd. bestaande uit leden in Transvaal, Oranje-Vrijstaat en de Kaap-Kolonie. Wij zullen U een lijst van kandidaten voorleggen, welke wij naar ons beste weten samengesteld hebben; wij hopen dat de daarop voorkomende kandidaten, door u bij stemming verkozen zullen worden. Het zij hier gezegd, dat reeds eenige Heeren zich bereid hebben verklaard om, indien verkozen, in 't Hoofdbestuur zitting te nemen. - Wij kunnen er met vreugde op wijzen, dat 't A.N.V. in Z.-A. voordurend met groote schreden vooruitgaat. In den korten tijd, dat de vereeniging in dit werelddeel vasten voet heeft gekregen, is 't ledental tot 652 gestegen, voorwaar een aanmoedigend teeken! Dat daaronder zich betrekkelijk nog weinig geboren Afrikaners bevinden, is te wijten aan de onbekendheid, die 't Verbond hier tot nu toe in zekere mate heeft gehad. Laten wij daarom u één zaak, mijne Heeren, vooral op 't hart drukken. Gij, van wie wij mogen verwachten, dat allen de warmste sympathie gevoelen voor 't verbond en zijn streven, gij zult zeker 't groote belang inzien, dat voor de Afrikaners er in gelegen is, zich bij de vereeniging aan te sluiten. Wij verkeeren op 't oogenblik in een tijd, dat donkere wolken zich aan den politieken hemel in Z.-A. samentrekken. In elk opzicht moeten de Afrikaners tegen aanvallen van buiten bestand weten te zijn.
Een onder de zwakste punten, waar een volk getroffen kan worden, dat is de taal. Een aanval op de taal is een aanval op 't volk zelf. Een Zuidnederlandsch schrijver heeft dit kernachtig uitgedrukt met de woorden: ‘De taal is gansch het volk’.
Dus, Mijne Heeren, een moeilijk, doch grootsch werk ligt voor ons. Wij wenschen aansluiting van alles wat is van Nederlandschen bloede; laten Afrikaners, Hollauders en Vlamingen zich onder één vaan scharen; laten allen den broederband sluiten tot bescherming van hun schoonste sieraad! de gemeenschappelijke taal.
Gij allen zijt aangewezen met ons uw beste krachten in te spannen tot bevestiging van 't doel. Helpt dus allen medewerken aan een krachtige gropaganda onder de Afrikaners.
Dit alleen zal ons in 't eind de zege brengen. Wij moeten onze leden niet bij honderden, maar bij duizenden tellen. Hiermede, Mijne Heereu, hoop ik in 't kort gezegd te hebben, wat wij wenschen en wat wij willen Met een krachtig Lang leve 't Hollandsch Zuid-Afrika! besluit ik deze woorden.
De voorzitter deelt nog mede, dat de burgemeester de Villiers zoo mogelijk komen zou, en dat de statuten, die door den secretaris zouden voorgelezen worden, eenigszins verschillen met de gedrukte uit Neerlandia, daar ze door 't bestuur nog eens nagegaan waren en enkele onjuistheden weggenomen, enkele punten toegevoegd waren.
De statnten worden voorgelezen en daarna artikelsgewijs besloten goed te keuren. Daarop volgde een woordenwisseling, o.a. over tongvallen. Tot half twaalf duurde de vergadering. 14 artikelen werden