Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEene Vlaamsche klok in Schotland.Naar aanleiding van het feit dat men in Schotland eene klok ontdekt heeft, met het volgende Vlaamsch opschrift: Maria Troon es minen naam. Meester Hans Popenreider gaf mi. Anno Domini MCCCCCXIX, wil ik hierover eenige inlichtingen meedeelen, die ik heb ingewonnen. Om onze lezers een denkbeeld te geven van de waarschijnlijke herkomst der klok zal ik in een woord vooraf spreken over de verwoeste priorij van Maria-Troon.Ga naar voetnoot(1) ‘In de vallei der Kleine Nethe, een half uur gaans van Grobbendonck, treft men een zonderlinge hoeve aan, Den Troon genoemd. Deze hoeve was eertijds eene bloeiende kloostergemeente, waarvan de stichting dagteekent uit het begin der XVe eeuw. Op eene kleine hoogte gelegen, omringd door een breede en diepe gracht, omgeven langs de eene zijde door de Kleine Nethe en de vaart, langs de andere zijde door woeste bosschen, barre heiden en zandheuvelen, heeft Den Troon een waarlijk schilderachtig uitzicht. De gebouwen beslaan een aanzienlijk vierkant, met in 't midden een open plein. Ze zijn, met tusschenruimten, door hooge muren aan elkander verbonden. Rechts van de poort heeft men de voormalige kerk, met het koor naar het Oosten, nu in een schuur herschapen. Zij is nog zeer merkwaardig. Men vindt er nog overblijfselen van het altaar, den predikstoel en van verscheidene grafzerken. Welk zonderling kontrast! Waar eertijds de vrome zangen en gebeden van de monniken ten hemel stegen, hoort men nu den eentoonigen slag der dorschvlegels. - In de achterste gebouwen, het eigenlijk klooster, vindt men nog schoone, doch heel vervallen kamers die nu dienst doen als paarden en varkensstallen. Daaronder liggen merkwaardige en uitgestrekte kelders. Men ziet daar ook nog de ingemetste grafsteden der kloosterlingen. Het eigenlijk woonhuis is nieuwerwetsch en later bijgebouwd geworden. Er bestaat ook nog een kelder, die verscheidene jaren geleden ontdekt werd; doch daar het licht, dat men er inliet, telkens uitdoofde, durfde er niemand ingaan en heeft men het gat met aarde weer dicht gestopt. Naar den klank te oordeelen gelooft men dat geheel het gebouw moet ondermijnd zijn en dat er nog verscheidene onbekende onderaardsche gangen of kelderingen bestaan. De volkslegende wil dat op zekere tijdstippen van 't jaar, om middernacht de schuur, (voormalige kerk) geheel en al verlicht is. Het ingeschuurd graan of stroo dringt dan in het midden der schuur op eenen hoop te zamen, om rondom vrijen doorgang te laten, en eene talrijke schaar van monniken gaan, elk met eene brandende flambeeuw in de hand en godgewijde gezangen zingende, processiegewijs rond in de ontheiligde kerk. Ziehier over den Maria-Troon nog eenige geschiedkundige inlichtingen.Ga naar voetnoot(2) De Priorij der Kanonnikenregulier Maria-Troon werd ten jare 1414, in het dorp Ouwen thans Grobbendonck, op de rivier de Nethe, een uur gaans van Herenthals, gesticht door Arnold van Crayenhem, heer van Grobbendonck en zijne gade | |
[pagina 5]
| |
Johanna van Steyvoort; zij rees op in 't midden van een zeer woeste en onvruchtbare streek. Maar het ontbrak haren kloosterlingen aan geen vlijt tot het doen ontginnen van gronden, en dank zij hunne bezorgdheid, nam hunne gemeente weldra in bloei en aanzien toe. Doch, ten jare 1578 werd het Godshuis door de Hollandsche krijgslieden van het garnizoen van Herenthals aangevallen, uitgeplunderd en geheel verwoest. De monniken werden genoodzaakt een zwervend leven te leiden. Na eenige jaren te Brussel, Lier en Leuven gewoond te hebben, vereenigden zij zich, den 20 April 1587, met de kloosterlingen der Priorij van St-Marten in laatstgemelde stad.’ Naar aanleiding van deze mededeelingen, ontving ik uit Edinburg op 1 Februari 1894 den volgenden brief:
Beste Heer,
Laat mij toe uwe aandacht te bepalen bij uw artikel in Ons Volksleven over het klooster Maria-Troon en u daarbij te wijzen op eenige feiten, die, gij zult het aanstonds bemerken, betrekking hebben op deze zaak. Een mijner ambtgenooten der Societeit van Oudheidkunde van Schotland heeft in deze Societeit kennis gegeven van de volgende feiten: Op de klok der parochie van Kessins (Graafschap Forfar, Schotland) bevindt zich het opschrift: Maria-Troon es minen naam. Meester Hans Popenreider gaf mi, Anno Domini MCCCCCXIX! Deze heer zegt, dat volgens de plaatselijke overlevering, deze klok werd overgebracht van de Abdij van Coupar-Angus (drie mijlen van Rettins) in den tijd der hervorming. Maar, men weet niets anders over hare ware geschiedenis of kerkomst. Het schijnt mij dan, Mijnheer, en ik wensch ook uw oordeel te kennen over dit onderwerp, - dat na de plundering van het klooster van Maria-Troon, in 1578, deze klok is overgebracht geworden, - misschien naar de Priorij van St-Marten te Leuven, en eenige jaren later naar Schotland; of, anderszins gezonden in dit jaar (1568) naar de Abdij van Coupar-Angus, in Schotland. Men zegt dat vele oude Schotsche klokken gegoten werden in de Nederlanden, - ik weet niet om welke reden. - Misschien hebben de Hervormden der Nederlanden ze gegeven aan hunne medebroeders van Schotland. Hoe het ook zij, het is klaarblijkend dat deze klok, gegeven aan het klooster van Maria-Troon, door M. Hans Popenreider, in 1519, na 1578 in deze plaats niet kan gebleven zijn. Wat ik niet weet is, op welke manier en op welken datum de overbrenging naar Schotland heeft plaats gehad. Indien gij in staat waart het raadsel te verklaren, zoudt gij eenen grooten dienst aan mijnen ambtgenoot en aan mij bewijzen. Misschien kunt gij ook iets zeggen over dezen Meester Hans Popenreider? Hopende dat ik U daardoor niet te veel last aandoe, bid ik U, Mijnheer, de verzekering mijner hoogachting te aanvaarden. (Get.) David Mac Ritchie.
Ik heb dan getracht zooveel mogelijk inlichtingen over deze zaak in te winnen en gepoogd den Heer David Mac Ritchie te voldoen. De geleerde Heer Edward Van Even, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie en Archivaris der stad Leuven, is van gevoelen dat die Vlaamsche klok in Schotland wel degelijk aan de Priorij van Maria-Troon heeft toebehoord en na de vernietiging ervan aan de Engelschen is verkocht geworden. De naam van Hans Openreider is hem teenemaal onbekend.Ga naar voetnoot(1) Ziehier nu verder de belangrijke inlichtingen, welke de geleerde historieschrijver en oudheidkundige, de Eerwaarde Heer Goetschalckx, onderpastoor te Schooten, over dit feit geeft. Hij is de rechte man, die met kennis van zaken kan spreken, daar hij tijdelijk in bezit is van al de documenten en handschriften van Maria-Troon.Ga naar voetnoot(2) ‘In niet een der documenten,’ zegt hij, ‘welke ik over het klooster van den Troon O.L. Vrouwe onder Grobbendonck bezit, wordt er van de klokken van dit klooster gesproken. Ook wordt nergens de naam van Hans Popenreider vermeld: noch onder de namen der kanunniken, noch onder die der leekenbroeders, noch onder de oblati, donati, weldoeners, gestorven en begraven in het klooster, zelfs niet onder degenen wier jaargetijde jaarlijks in de Priorij gedaan werd. Al die naamlijsten nochtans vermeen ik volledig te bezitten. Niets stelligs dus kan ik ter verklaring der klok zeggen. Mag men daar evenwel uit besluiten, dat de bewuste klok vroeger niet aan het klooster van den Troon toebehoord heeft? Dat zou te veel besluiten zijn. Integendeel, om meer dan eene reden denk ik dat zij wel degelijk kan en waarschijnlijk zal toebehoord hebben aan het klooster van den Troon. Ziehier die redenen: 1e Nergens ken ik een klooster of kerk, dat of die O.L.V. Troon heette, dan het klooster van den Troon bij Grobbendonck. Die klok dan, den naam dragende van Maria-Troon, is het allesbehalve onwaarschijnlijk dat zij hier aan toebehoord heeft, bijzonderlijk daar de Schotsche overlevering wil, dat het eene klok is uit de Nederlanden oorspronkelijk. 2e De tweede reden is: dat van 1513 tot 1530, tijdens het priorschap van Peeter Vordels, toenmaals Prior van den Troon, er zeer vele veranderingen aan het klooster van den Troon geschiedden, en er nogal veel gebouwd werd. Het zou dus goed kunnen zijn, dat er ook eene nieuwe klok werd gemaakt en dat die Hans Popenreider te Herenthals of op eene andere plaats wonende, deze ten geschenke gaf aan bewust klooster. 3e Is het wezenlijk eene klok die aan het klooster van den Troon toebehoord heeft, dan veronderstel ik dat zij rechtstreeks langs de Nethe door de ketters naar Antwerpen zal gevoerd zijn en vandaar schier onmiddellijk naar Engeland overgebracht. Immers de soldaten die den Troon vernietigden waren geuzen, die te Herenthals in garnizoen lagen en de vrienden van die, welke toen te Lier en te Antwerpen meester waren. Zij konden dus allerbest langs de Nethe, welke toen reeds bevaarbaar was en bevaren werd en op welker oever de Troon lag, hunnen buit naar de Scheldestad overbrengen. En daár de Engelschen bijzonder in die jaren alles wat geld was of waar men geld kon van maken, uit ons land naar Engeland voerden is het meer dan waarschijnlijk dat de Herenthalsche soldaten de klokken of de klok van O.L.V. Troon gestolen hebbende, ze aanstonds verkocht en naar Engeland of Schotland laten uitvoeren hebben.’ Zoodus mag men, volgens het gevoelen dezer beide geleerden, als met zekerheid aannemen dat de betrokken klok, eene Vlaamsche klok is, en wel werkelijk aan het klooster van Maria-Troon toebehoord heeft. Het ware te wenschen, dat thans, zooals vanouds, de voortbrengselen van Vlaamsche of Hollandsche nijverheid alleen onder Nederlandsche namen of opschriften de wereld ingingen. Ze zouden aldus heinde en verre in herinnering doen houden, dat er nog een zelfstandig Nederlandsch Volk met een eigen taal bestaat.
Heijst op-den-berg. Frans Coeckelbergs. |
|