Godsdienstvrijheid voor de ambtenaren in de Zuidafrikaansche Republiek.
Het Bestuur van het Nationaal Vlaamsch Verbond heeft onderstaanden brief ontvangen:
Afdeeling A. |
Departement van Buitenlandsche Zaken. |
R.A. 2571 |
|
1896 |
|
B. 1810 |
|
1896 |
|
|
Gouvernementskantoor. |
Gelieve bij eventueele referte naar dezen brief bovenstaande nrg aan te halen. |
|
|
Pretoria, den 22 Aug. 1896. |
Den Weled. Heeren Voorzitter en Leden van het Nationaal Vlaamsch Verbond, Carnotstraat, 107, Antwerpen.
Wel Edele Heeren,
Ik heb de eer U mede te deelen dat eene memorie door U aan den Hoog Edelen Volksraad gericht, alhier is aangekomen, tot mijn leedwezen te laat om door dat lichaam te worden behandeld in deze zitting, daar de Reglementen niet toelaten dat memories, die na den eersten dag der zitting worden aangeboden, in ontvangst worden genomen.
Het is te betreuren, dat deze bepalingen den Volksraad verhinderen om kennis te nemen van de gevoelens van vriendschap tegenover dezen staat in die memorie uitgedrukt en om dezelve naar waarde te apprecieeren.
Evenwel zij het mij vergund U mede te deelen, dat de Eerste Volksraad op 10 Juli ll. een besluit heeft genomen, waardoor een ander besluit van 21 Juli 1894 der Regeering opdragende geene ambtenaren aan te stellen behoorende tot de Roomsch-Katholieke kerk, wordt herroepen, op voorstel van den Uitvoerenden Raad bij zijn besluit nr 577 van den 9den Juli 1896, zoodat, zij het dan ook niet naar aanleiding van uwe memorie, even wel een der punten in dat verzoekschrift, werd behandeld en geregeld.
Ik heb de eer te zijn U wel
Edelen's dw. dienr.
Voor Staatssecretaris,
H.C. Ten Haaf,
Wd. Onderstaatssecretaris,
Buitenlandsche Zaken.