Koninklijke Hoogheid,
Het uur, dat naadrend ons met blijde hoop vervulde,
Biedt u den welkomgroet van 't hartlijkst Vlaamsch onthaal.
Dees Stichting is een koningshulde
Aan onze koninklijke Taal,
Die de eelgesteenten van de Kracht en van het Schoone
in 't kunstig loofwerk draagt van haar Vorstinnekrone,
En, zeetlend in haar macht en recht.
Aan 't Wetboek van haar volk haar zegel heeft gehecht.
Ons Taalkring, mild beschermd van Landsbestuur en Koning,
Duur aan het Vlaamsche Volk, bestendigd door den Tijd,
Ruim aadmend in deze adelwoning,
Brengt, met de garven uit zijn vlijt
Gegroeid, het hoofd omkranst van frissche lauwerblâren,
Al jubel vierend om zijn eerste tiental jaren,
Aan zijn' Beschermheer hulde en dank...
Hoe deelt het Vlaamsche land in onzen Jubelklank!
Ons Kroonprins! Belgie's hoop in lentebloei van dagen!
Laat ook ons Vlaamsche hulde U danken voor uw daad.
Het woord, dat, van uw lippen weggedragen,
Straks doór het luistrend Vlaandren gaat,
Geseind naar elke gouw, zal geestdrift ongemeten
Verwekken onder 't volk, bij duizend zegekreten:
Heil! heil! Ons vorstenhuis stemt met den Vlaming meê!
In Artevelde's oude steê,
Waar Willems, Ledeganck, van Duyse, Snellaert streden
Heeft Jonkvorst Albrecht ons zijn Vlaamsch geloof beleden.
Daarna gaf de Voorzitter, de Heer Gailliard, een overzicht van de werkzaamheden van de Academie gedurende de tien verloopen jaren; de Heer Alberdingk Thijm, hoogleeraar te Leuven, hield een redevoering over het onderwerp: De Kunst, steun van den Troon. Nadat de Secretaris van de Academie den uitslag van den taal- en letterkundigen prijskamp voor 1896 had bekend gemaakt en nadat de Prins, met een minzaam woord de diploma's had overhandigd aan de aanwezige prijswinnaars, nam Z.K.H. het woord in onze moedertaal om zijn vreugde uit te drukken, dat het hem gegeven was deze plechtige zitting bij te wonen, om zijn bijzonder achting te betuigen voor de HH. Gailliard, Claeys en Alberdingk-Thijm bij gelegenheid van de geleerde en verheven reden door hen voorgedragen; om de prijswinnaars geluk te wenschen en de Academie een toenemenden bloei toe te wenschen. Z.K.H. besloot met deze lovende woorden op het Vlaamsche Volk:
‘De Vlamingen van heden blijven hun voorouders waard, die een onzer dichters, van wien we eerlang het standbeeld in Vlaanderen zullen zien oprijzen, in onsterfelijke woorden heeft afgeschilderd:
Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden!