Uit het Noorden.
Ik wenschte wel, dat alle beschaafde Hollanders ten minste éénmaal in hun leven Vlaanderen bezochten en er eenigen tijd verblijf hielden, ware het alleen, opdat zij hunne Zuidelijke broeders wat beter leerden kennen: Toen ik ongeveer vijf jaar geleden de Scheldestad vaarwel zei en mijne geboorteplaats Amsterdam weerzag, trof het mij dadelijk, hoe weinig men hier in het algemeen op de hoogte is van den strijd, die sedert jaren reeds aan gene zijde van den Moerdijk ten gunste onzer moedertaal gevoerd wordt. En sedert dien tijd deed het mij pijnlijk aan te ontwaren, dat de Noordnederlanders zich om de Vlaamsche Beweging, die toch eigenlijk hunne innigste belangstelling moest wekken, slechts zeer weinig bekommeren. Hoevelen zijn er niet, die, wanneer men hun over die Beweging spreekt, onverschillig de schouders ophalen?
Een scherp contrast vormt hiermede de onverdeelde sympathie, welke allerwegen in ons land het streven vindt tot behoud onzer taal in Transvaal. Met milde hand wordt gegeven om daar in het Zuiden van Afrika het Nederlandsch de plaats te doen innemen, die het rechtmatig toekomt. Zeker is dit een zeer te waardeeren verschijnsel. Het bewijst, dat ons volk zijne taal lief heeft en zich geene opofferingen ontziet om haar, waar zij gesproken wordt, stand te doen houden, en te beschermen, wanneer invloeden van buiten haar nadeel zouden kunnen berokkenen.
Maar vanwaar dan die in het oog loopende koelheid ten opzichte der Vlaamsche belangen? Zeker behoeven de Vlamingen niet dien geldelijken steun, welke noodzakelijk blijkt om in Transvaal den taalstrijd tot een goed einde te brengen: de overgroote gehechtheid aan de taal hunner vaderen en de hardnekkigheid, waarmede zij hare rechten bij elke gelegenheid ver-