Nederlandse Letterkunde. Jaargang 17
(2012)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nostalgie bij de breuk met het verleden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingOnder invloed van langdurige processen en van ingrijpende gebeurtenissen, zoals oorlogen en revoluties, verandert de betekenisinhoud die we toekennen aan vertrouwde concepten. Zoals het woord ‘revolutie’, bij voorbeeld. Tegenwoordig asso- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ciëren we ‘revolutie’ met een dramatische en ingrijpende ommekeer, zoals de Franse Revolutie, de industriële revolutie en de wetenschappelijke revolutie. Maar tot diep in de zeventiende eeuw was de eerste betekenis van het woord ‘revolutie’ de gestadige beweging van de hemellichamen, met een duidelijk herkenbaar repetitief patroon.Ga naar eind1 Revolutie betekende terugkeer, niet ommekeer. Begriffsgeschichte draagt bij tot het verwerven van dieper inzicht in een bepaald historisch moment: met de betekenis van bepaalde concepten hangt een hele ideologie samen. Als de betekenisinhoud van dat concept wijzigt, is dat een signaal dat de ideologie veranderd is. Het toneelstuk De patriotten van Feith In wat volgt, ga ik in op de stelling van de begripshistoricus Reinhart Koselleck dat aan het eind van de achttiende eeuw zo'n omslag plaatsgevonden heeft. Daarna verbind ik die omslag in de betekenis van concepten, en dus ook van ideologie, met een omslag in het denken over de verhoudingen tussen heden, verleden, en toekomst. Tot slot zal ik nagaan hoe die nieuwe manier van omgaan met het verleden vorm krijgt. Ik doe dit aan de hand van de correspondentie tussen Willem Bilderdijk en Rhynvis Feith naar aanleiding van de heruitgave van De Geusen van Onno Zwier van Haren door Bilderdijk, en van het toneelstuk De patriotten van Feith. Daaruit zal blijken dat het niet enkel gaat om een conflict tussen oud en nieuw, zoals theoretici als Reinhart Koselleck suggereren, maar dat zowel de oude als de nieuwe betekenissen en ideologieën zelf een amalgaam van interne conflicten zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bilderdijk en Feith: een verloren vriendschapIn het begin van de jaren 1780 sloten de twee jonge Nederlandse schrijvers Willem Bilderdijk (1756-1831) en Rhynvis Feith (1753-1824) vriendschap. Daaraan kwam abrupt een einde in 1785. Het was pijnlijk duidelijk geworden dat de vriendschap onherstelbare schade had opgelopen door de compleet tegengestelde politieke standpunten die beiden innamen. De toenmalige stadhouder, Willem V, was niet onomstreden, en in 1781 was het al snel beruchte, anonieme pamflet Aan het volk van Nederland verschenen. Deze publicatie markeert het begin van wat de patriottenbeweging is gaan heten, een verzetsbeweging tegen het ancien regime van het Huis van Oranje. Rond het midden van de jaren 1780 was het machtscentrum verschoven van de orangistische aanhangers van de stadhouder naar de patriotten: belangrijke steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht waren onder patriotsgezind bewind. Aan deze burgeroorlog kwam een eind in 1787, toen Frederik Willem II van Pruisen, de zwager van Willem V, Nederland binnenviel en Oranje weer in het zadel hielp.Ga naar eind2 Feith was belastingmeester in Zwolle, met de zegen van de patriotten. Het is niet bekend of hij wist dat de anonieme auteur van Aan het volk van Nederland zijn buurman, Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) was. In 1785 publiceerde Feith het toneelstuk De patriotten. Hij werd verkozen tot burgemeester in 1787, vlak voor de restauratie van de orangisten.Ga naar eind3 Na die restauratie borg hij zijn politieke aspiraties op en legde hij zich toe op filosofie en literatuur. Bilderdijk daarentegen was een vurig aanhanger van het orangistisch gedachtegoed.Ga naar eind4 Hij verdedigde orangistische (én patriotse) relschoppers in het gerechtshof.Ga naar eind5 Bij één van die rechtszaken - de beklaagde was de befaamde Kaat Mossel - was Bilderdijk licht gewond geraakt bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schermutseling bij het verlaten van het gerechtsgebouw: hij zou later herhaaldelijk verwijzen naar het bloed dat hij vergoten had voor de orangistische zaak.Ga naar eind6 In 1780 echter correspondeerden Bilderdijk en Feith nog regelmatig. Bilderdijk stelde toen al voor om samen een nieuwe editie van het epische gedicht De Geusen van Onno Zwier van Haren (1713-1779) te verzorgen.Ga naar eind7 Van Haren was een vooraanstaand lid van de Friese adel, en in de jaren 1750 slaagde hij erin grote invloed uit te oefenen in het Huis van Oranje, bij Anna van Hannover, moeder van de latere Willem V en toen regentes. Zij overleed echter in 1759, en de nieuwe sterke man was de hertog van Brunswijk. In 1760 kreeg Van Harens politieke carrière de doodsteek: twee van zijn dochters beschuldigden hem van incest. Achter de beschuldigingen zullen politieke motieven (van zijn schoonzonen) geschuild hebben, maar Van Harens naam is nooit gezuiverd. Het valt niet uit te sluiten dat de beschuldigingen een grond van waarheid bevatten: het proces werd nietig verklaard en het contact met beide dochters werd nooit hersteld.Ga naar eind8 Van Haren bleef zijn zaak bepleiten in pamfletten en literaire werken, waarin hij voortdurend zijn vaderlandsliefde en zijn trouw aan Oranje beleed. Het beroemdste van die werken was De Geusen, dat verscheen in verschillende versies in 1771, 1772 en 1776. In die periode kon de orangist Van Haren nog ongestoord de woorden patriot, vrijheid en oranje in één adem noemen. Als een orangist dat in 1785 herhaalde, was dat op zijn minst polemisch te noemen.Ga naar eind9 Deze woorden hadden in korte tijd een nieuwe, bijkomende politieke lading gekregen.Ga naar eind10 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Revolutie: de breuk met het verledenIn ‘Begriffsgeschichte und Sozialgeschichte’Ga naar eind11 gaat de grondlegger van de Begriffsgeschichte, Reinhart Koselleck dieper in op de sociale en ideologische verankering van de betekenis van concepten. Begrippen of concepten liggen aan de basis van de maatschappij, en van het politieke veld, stelt Koselleck. ‘Ohne gemeinsame Begriffe gibt es keine Gesellschaft, vor allem keine politische Handlungseinheit.’Ga naar eind12 Concepten zijn nauw verbonden met de socio-politieke werkelijkheid: Begriffsgeschichte onderzoekt de relaties tussen die concepten en de woorden waarmee ze aangeduid worden in historische teksten binnen een bepaald tijdframe. In dat onderzoek, gaat Koselleck verder, moet rekening gehouden worden met de omstandigheden waarin zowel de auteur van de tekst in kwestie, als het bedoelde publiek ervan verkeerden. Dat betekent dat de politieke en sociale situatie van zowel zender als ontvanger een rol speelt, én dat de onderzoeker zich moet bewust zijn van het taalgebruik van de auteur en zijn tijdgenoten. Koselleck geeft een voorbeeld. In 1807 stelt Karl August von Hardenberg een aantal richtlijnen op voor de herziening van de Pruisische staatsinrichting. Hij gebruikt daarin het woord staatsburger, een nieuw woord met een zware politieke lading omdat het individu politiek gezien niet langer inwoner van een bepaalde stad of lid van een bepaalde klasse of stand is, maar inwoner van een land met een nieuwe staatsstructuur. Staatsburger is niet zomaar een begrip, het is een Kampfbegriff, een woord waarmee de spreker een duidelijk politiek standpunt inneemt.Ga naar eind13 Koselleck noemt het woord staatsburger ook zukunftsträchtig, zwanger van de toekomst. De semantische strijd die rond het Kampfbegriff uitgevochten wordt heeft ook een tijdsdimensie. Sinds de Franse Revolutie, zo stelt KoselleckGa naar eind14, verwij- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen concepten niet enkel meer naar een huidige stand van zaken, maar ook naar een toekomst. Men denke aan de verschuiving van de betekenis van het woord revolutie zelf. Tot aan het eind van de achttiende eeuw werd uitgegaan van twee in elkaar verstrengelde tijdscategorieën: de natuurlijke cyclus van de sterren, en de als natuurlijk beschouwde opvolging van heersers en dynastieën.Ga naar eind15 Het opkomende vooruitgangsgeloof veroorzaakte echter een crisis van dat soort denken: vooruitgang impliceert geen natuurlijke cyclus van eeuwige terugkeer, maar een rechte lijn die het verleden achter zich laat en naar een toekomst toe loopt: aan het eind van de achttiende eeuw leek de maatschappij sneller dan voorheen te veranderen - Koselleck spreekt van een Beschleunigung (versnelling) onder invloed van Technifizierung en de Franse Revolutie.Ga naar eind16 De Franse Revolutie betekende de radicale omverwerping van een oude doctrine die stelde dat de eerste vorm van regering, de monarchie ontaardt in tirannie, en wordt vervangen door een aristocratie, die op haar beurt leidt tot oligarchie, en wordt omvergeworpen door een democratie, wat dan weer verwordt tot ochlocratie, de regering door de massa, waarna één sterke man opstaat en de cyclus herbegint.Ga naar eind17 In deze doctrine heeft ‘revolutie’ een transhistorisch karakter: revolutie betekent de cyclische opeenvolging van verschillende regeringsvormen. Een regeringsvorm wordt omvergeworpen als ze niet meer als legitiem beschouwd wordt, of als ze door een bevolkingsgroep als een degeneratie van een voormalig model beschouwd wordt. Om die reden spreekt Koselleck van Bürgerkrieg, burgeroorlog. De ene bevolkingsgroep betwist de legitimiteit van de macht van de andere bevolkingsgroep, maar de onderliggende sociale orde wordt niet verstoord: standen en klassen blijven behouden. De ene groep noemt de andere rebels, omdat het legale systeem geschonden is.Ga naar eind18 Het is pas wanneer de maatschappelijke en technologische opeenvolging van veranderingen sneller gaat dan de zogenaamd natuurlijke opeenvolging van politieke systemen dat de geldigheid van de cyclische doctrine in vraag wordt gesteld. Tot op dat moment werd evolutie altijd gezien in termen van een cyclische revolutie, in de zin van terugkeer. Maar doordat de als natuurlijk ervaren evolutie bruusk verstoord wordt, ontstaat er ruimte voor de gedachte dat het individu kan ingrijpen, en zijn eigen toekomst kan maken.Ga naar eind19 De evolutie is stuurbaar: het verleden hoeft niet terug te keren. Op die manier wordt een breuk met het verleden gecreëerd, en verschuift de betekenisinhoud van revolutie: de verandering van regime is niet langer een terugkeer naar een ouder, ‘beter’ regime, maar is iets nieuws. Koselleck spreekt van een gewijzigde verwachtingshorizon. Revolutie is niet langer gericht op het verleden, maar op een toekomstideaal. Het is daarom dat ik de Nederlandse patriottentijd eerder als een burgeroorlog dan als een revolutie zou typeren: één van de belangrijkste programmatische teksten van de patriotten pleitte immers voor een Grondwettige Herstelling: zij eisten een terugkeer naar de oude privileges en rechten die ze aan de stadhouder verloren hadden. De monarchie was een tirannie geworden, en dat legitimeerde een reactie van de regentenklasse: zij moesten terug meer inspraak krijgen. De patriotten ontketenden in de jaren 1780 geen revolutie maar een burgeroorlog, die zij in 1787 verloren. Een echte revolutie kwam er pas in 1795, niet toevallig onder Franse vlag. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ervaring van de breukDe gedachte van een breuk met het verleden door een nieuwe toekomstgerichtheid werd opgepikt door de Franse historicus François Hartog in zijn Régimes d'historicité (2003). Hij gebruikt de politiek-ideologische term regime om een bepaalde visie op de verhoudingen tussen verleden, heden en toekomst te benoemen. Hij spreekt van een wissel van een ancien régime naar een modern regime, in dezelfde periode als de omslag in ideologische regimes. In de visie op geschiedenis die hij het ancien régime noemt, staat het verleden in functie van het heden: de geschiedenis verklaart en legitimeert de stand van zaken van het heden. Als in de tweede helft van de achttiende eeuw het besef ontstaat dat de toekomst maakbaar is, ontstaat een nieuw regime van historiciteit, een manier van denken over het verleden waarbij het verleden gebruikt wordt om een toekomstideaal te verrechtvaardigen. Hartog noemt dit moderne regime futuristisch. Teruggekoppeld naar Kosellecks analyse van revolutie: in het ancien regime is revolutie terugkeer, in het moderne regime is revolutie ommekeer.Ga naar eind20 Dit impliceert echter dat er gebroken wordt met het verleden. Hartog meent dat na 1789 het ancien regime heeft afgedaan. 1789 is natuurlijk niet meer dan een symbolische datum, in werkelijkheid gaat het om een lang proces, maar in essentie gaat het om de idee dat men zich meer en meer vervreemd voelde van het verleden, en zich steeds meer richtte op het te verwezenlijken toekomstideaal. Hartog nuanceert daarmee de suggestie van Koselleck dat de breuk de vervanging is van één denkkader door een nieuw. Ook Hartogs regimes lijken nogal monolithisch van aard, maar de notie dat het eerder om een proces dan om een effectief breukmoment gaat, impliceert dat er tussen de periode van dominantie van het ancien regime en dat van het moderne regime overgangs- en mengvormen van beide regimes bestonden. De historische ervaring blijkt niet eenduidig te zijn. Kosellecks analyse van revolutie: in het ancien regime is revolutie ommekeer Peter Fritzsche komt tot een soortgelijke conclusie. Volgens hem leidt deze breukervaring tot een gevoel van melancholie. Het verleden is voorbij, maar de sporen ervan zijn nog steeds aanwezig en vervullen de mensen met nieuwsgierigheid en verlangen naar dat onbekende verleden. The past was conceived more and more as something bygone and lost, and also strange and mysterious, and although partially accessible, always remote. The disconnection from the past was a source of melancholy, something I have tried to capture in my title [Stranded in the Present, CM], but it also prompted a search for new ways to understand difference [...]. At the same time that the distant past no longer offered a complete and visible account of itself, it was therefore available for reinterpretation. History turned dramatic: it offered modern subjects a way to think of their ability to act and influence the world around them in circumstances of contingency; it introduced a whole new range of political actors and political motivations; and it invited people to think of their own lives in a historical, hence politically potential fashion.Ga naar eind21 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fritzsches melancholie is dus niet louter negatief, het is niet de zwartgalligheid uit de humores-leer. Melancholie is het verlangen naar het verleden, met een element van rouw, maar het verloren verleden houdt ook een belofte in: verandering is mogelijk. Fritzsche maakt de vergelijking met het verlies van onschuld dat gepaard gaat met het verlies van de kindertijd. Aan de ene kant is er een onvervulbaar verlangen naar de onbezorgde naïviteit van het kind, maar aan de andere kant is er het besef van de eigen mogelijkheden tot actie. Ook Frank Ankersmit identificeert een dubbel gevoel. In 1993 al presenteerde hij in zijn inaugurale rede zijn bevindingen over de historische ervaring, een begrip dat hij ontleende aan Johan Huizinga, en dat verwijst naar het gevoel dat de moderne mens ervaart als hij of zij geconfronteerd wordt met een object (of een tekst) uit het verleden. Dit leidt tot het besef dat het verleden onherroepelijk verloren is. Maar de kern van historisch onderzoek is net het bestaan van een overblijfsel uit het verleden. Volgens Ankersmit kan de historicus niet dichter komen bij het verleden dan in deze directe confrontatie met het verleden, ook al bewijst dit spoor paradoxaal genoeg dat het verleden verdwenen is. Hij noemt deze wisselwerking van contact en vervreemding ‘subliem’. In kantiaanse zin is het sublieme immers tegelijkertijd het gevoel van verbondenheid met een bovenzinnelijke werkelijkheid en het gevoel onlosmakelijk gebonden te zijn aan het zinnelijke bestaan; ook daarin is er dus een wisselwerking tussen eenheid en vervreemding. De historische ervaring is in de eerste plaats een Gestalt-switch, waarbij een tijdloos heden wordt getransformeerd in een wereld die zowel heden als verleden omvat. Dit voert ons tot de ontdekking van het verleden als een werkelijkheid die op de een of andere manier ‘afbrak’ van een tijdloos heden. Hierin ligt de component van het verlies in de historische ervaring. Maar tegelijkertijd stelt de historische ervaring ons een herwinning van het verleden in het vooruitzicht door een transcenderen van de grenzen tussen heden en verleden, en dat is het moment van hereniging, of van ‘liefde’ in de historische ervaring [...]. De historische ervaring is het paradoxale samengaan van splijting (pijn en verlies) en hereniging (liefde) zonder dat een van beide de overhand heeft. En in deze paradoxale vereniging van wat elkaar uitsluit (verlies en liefde) ligt het sublieme karakter van de historische ervaring.Ga naar eind22 Ook Ankersmit gaat uit van de breuk met het verleden, die hij ook situeert aan het eind van de achttiende eeuw. Volgens hem kan geschiedenis dan pas een wetenschappelijke discipline worden.Ga naar eind23 Hij verbindt dit met een conservatieve reflex. Die conservatieve reflex moet wel onderscheiden worden van de reactionaire reflex: de conservatieve kijkt terug om meer te weten over het verleden; de reactionair kijkt terug om het verleden te herbeleven, en zelfs om het te doen herleven, een poging die volgens Ankersmit enkel maar met een trauma kan aflopen. Het onderscheid is van belang, omdat het aantoont dat de historische ervaring niet eenduidig is. Het kan subliem zijn - op zich al een niet-eenduidige ervaring - maar ook traumatisch, afhankelijk van de ideologische positie van waaruit naar het verleden gekeken wordt. Ook Fritzsches historische ervaring is niet eenduidig posi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tief: zoals gezegd, melancholie omvat zowel rouw als belofte. Voor wie het verlies van het verleden geen belofte van het nieuwe inhoudt, identificeert Fritzsche een bijzondere soort van de melancholie: nostalgie. If yesterday is different from today because a disaster has occurred and misfortune has come to pass, the status of yesterday is not really challenged and yesterday's fortune might well persist in some other place not so inflicted. In the next valley, the world would still be whole, and indifferent. Nostalgia is therefore a product of a shared historical consciousness of general displacement that is able to make parochial misfortunes and individual losses socially meaningful. It provides to lonesome stragglers a common refuge in history, even while it says that their losses are irreversible. Although the virtues of the past are cherished and their passage is lamented, there is no doubt that they are no longer retrievable. There can be no nostalgia without this sense of irreversibility, which denies to the present the imagined wholeness of the past.Ga naar eind24 Terwijl Fritzsche hier eigenlijk nog een opening laat voor een positieve waardering van de nostalgie - individueel verlies wordt sociaal betekenisvol - is Ankersmit op het eerste gezicht bijzonder negatief over nostalgie. Volgens hem blijft nostalgie op het individuele niveau hangen, en is de nostalgicus op de vlucht voor de werkelijkheid. De nostalgie heeft niets heroïsch en draagt geen belofte van diepe of geniale inzichten in zich. De nostalgicus bevindt zich op een plaats in ruimte of tijd waar hij zich ongelukkig voelt, en hij wil terug naar een plek waar hij eerder was, die hem reeds bekend is en waar hij zich beter denkt te voelen. Uit de nostalgie kan dus niets interessants voortkomen, lijkt het. Wat bekend is, is bekend en er kan dus uit de nostalgie niets voortkomen dat we niet al wisten. Erger nog, nostalgie is ingegeven door angst, irreële angst en bewerkstelligt enkel vluchtgedrag. De nostalgicus wil en kan iets niet onder ogen zien; hij is op de vlucht voor de werkelijkheid.Ga naar eind25 Toch onderscheidt Ankersmit twee soorten nostalgie: een restauratieve en een reflectieve variant. In de restauratieve variant probeert men het verleden te reconstrueren, en bestaat het risico dat we deze constructie voor het verleden zelf gaan houden: de restauratieve nostalgicus negeert de breuk met het verleden, en wil het verleden in het heden herbeleven. De restauratieve nostalgicus houdt zichzelf eigenlijk voor de gek. De reflectieve nostalgicus doet in feite net het tegenovergestelde: hij is zich er ten volle van bewust dat het heden niet is als het verleden, hij weet dat er een breuk is, en is zich pijnlijk bewust van de afstand tussen heden en verleden.Ga naar eind26 Dit sluit aan op Ankersmits overtuiging dat de beste historicus een conservatieve historicus is: ‘De conservatief dient de moderniteit beter dan de progressief, omdat de conservatief door zijn liefde voor het oude het elastiek van het heden het langst wil oprekken en hij daarom het vaakst wordt geconfronteerd met het springen ervan.’Ga naar eind27 Maar het is de conservatieve houding die het best te associëren is met de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschiedenis als wetenschappelijke discipline: niet de traumatische ervaring van de reactionairGa naar eind28, maar de reflectieve nostalgie van de conservatieve. Dit kan wat contradictoir lijken: de conservatieve als diegene met het diepste inzicht in de conceptuele relaties tussen verleden en heden. Maar het punt is net dat de conservatieve zich er meer dan wie ook van bewust is dat het heden niet meer strookt met wat hij als zijn verleden ervaart. Die breukervaring is in ieder geval dubbel: enerzijds is er de pijn van het verlies, anderzijds de fascinatie voor dat wat er niet meer is. Uit de analyse van de historische ervaring blijkt dat de omgang met het verleden altijd op één of andere manier paradoxaal is. Bovendien geldt uiteraard ook dat elk historisch moment beleefd wordt door verschillende mensen, met verschillende ervaringen en relaties met het verleden: de historische ervaring staat ook in een spanningsveld met andere historische ervaringen. Het is niet alleen een ervaring van conflict, het is ook een ervaring in conflict. Door een close-reading van literaire teksten kan dit spanningsveld blootgelegd worden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van geus tot patriotDe analyses van Hartog, Fritzsche en Ankersmit concentreren zich op wat na de breuk met het verleden gebeurt. De ‘breuk’ is echter een proces, waarin het oude naast het nieuwe bestaat - door Koselleck ‘Gleichzeitigkeit des Ungleichzeitigen’ genoemd.Ga naar eind29 Deze gelijktijdigheid van het ongelijktijdige is merkbaar in de verschuiving in betekenis, van bij voorbeeld het woord ‘patriot’. Dat blijkt ook in literaire teksten, waarin bijzonder bewust omgegaan wordt met taal, en dus met woordbetekenis. In literatuur wordt, op een expliciet talige manier, uiting gegeven aan het spanningsveld van conflictervaringen. Door een closereading van literaire teksten kan dit spanningsveld blootgelegd worden. Bovendien kan door een analyse van de politiek-ideologische reikwijdte van bepaalde concepten de betekenisrijkdom van het literaire werk in kwestie naar voren gebracht worden. Na de symbolische datum 1789 zijn de nieuwe betekenisinhouden en de nieuwe visie op de verhouding tussen verleden en heden dominant, maar de idee van de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige houdt in dat er aan die vernieuwing een overgangsfase voorafgaat. Dankzij de theorieën van Hartog, Fritzsche en Ankersmit kunnen we dieper inzicht krijgen in de manier waarop die verschuiving gebeurd is, en hoe de contemporaine reactie daarop vorm kreeg. In dit laatste deel van dit artikel ga ik in op het concept ‘patriot’, in volle ‘patriottentijd’. Daaruit zal blijken dat de betekenis van dit concept ter discussie stond, net omdat de ‘vernieuwing’ (of ‘revolutie’, zo men wil) nog in volle ontwikkeling was: het oude stond naast het nieuwe, en geen van beide was een monolithisch blok van eenduidigheid. In 1785 verscheen Bilderdijks editie van De Geusen. Hij had al in 1780 aan Feith voorgesteld om samen zo'n editie te verzorgen, maar in de praktijk werd het toch een soloproject van Bilderdijk. Hij droeg het epos, in volle patriottentijd, op aan Willem V, aan wiens roemrijk bloed wy niet slechts de herhaalde herkrijging onzer Burgerlijke Vrijheid en vernietiging van het eigendunkelijk gezag, 't welk zich machtige Vorsten, 's Lands grondwetten te boven gewassen, op hunnen onderzaten, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of dwangzieke Staatsdienaars of heerschzuchtige Magistraten op hunnen Medeburgeren durfden aanmatigen, tevens met de herwonnen onafhanklijkheid onzes Vaderland danken; maar in wien wy-allen, zoo velen het Vaderland aankleven, den eenigen steun onzer in- en uitwendige Vrijheid, zo wel als het eminent hoofd onzes Gemeenenbests eerbiedigen, aan wiens waakzaamheid en standvastigheid het werkelijk behoud van al wat ons dierbaar is, hangt, en op de onafscheidbaarste wijze verknocht is.Ga naar eind30 Het moge duidelijk zijn: Bilderdijk verlangde niet terug naar het stadhouderloze tijdperk. In het staatssysteem waar hij voor stond, moesten alle burgers, regenten en aristocraten het hoofd buigen voor de stadhouder: in Van Harens epos werd de bevrijding door de geuzen uitdrukkelijk verbonden met het einde van het tweede stadhouderloze tijdperk en de invoering van het erfstadhouderschap van Willem IV in 1747.Ga naar eind31 In de ‘voorrede van den uitgever’ wordt ook nog uitgebreid ‘de goedwilligheid en belanglooze kunstliefde van mijnen vriend Feith’ in de verf gezet: zijn hulp en waarnemingen hebben het werk verbeterd, ‘en wellicht had ik zonder zijn aandrijven nog niet kunnen besluiten, om het in dien staat, waar het tegenwoordig in voorkomt, u aan te bieden.’Ga naar eind32 Feith wou helemaal niets te maken hebben met zo'n uitgesproken orangistisch werk, en schreef Bilderdijk een (niet bewaarde) brief. Blijkens Bilderdijks antwoord vond hij met name de noten ‘rampzalig.’Ga naar eind33 Bilderdijk had in die noten bepaalde historische verwijzingen in De Geuzen geduid, vanuit een orangistische logica. Vooral de kwestie rond Oldenbarnevelt en Maurits van Nassau lag bijzonder gevoelig: voor de patriotten was Oldenbarnevelt een martelaar, in 1619 geslachtofferd door een op macht beluste tiran, MauritsGa naar eind34; Bilderdijk nam het onvoorwaardelijk op voor Maurits. Van Haren had in zijn aantekeningen Maurits vrijgepleit van schuld aan Oldenbarnevelts dood. Hij verbaasde er zich over dat Oldenbarnevelt geen genade gevraagd had, want Maurits zou die vast verleend hebben.Ga naar eind35 Bilderdijk voegt er terecht aan toe dat dat eigenlijk een schuldbekentenis zou geweest zijn.Ga naar eind36 Hij stelt dat ‘er intussen nog meer tot Barnevelts laste was dan het vonnis kon uitdrukken [...]; en, ook, dit ter zijde gesteld, was de veroordeling ter dood volkomen gewettigd.’ Oldenbarnevelt werd in eerste instantie beschuldigd van landverraad, maar daarvoor werd geen voldoende bewijs gevonden; Bilderdijk suggereert echter dat er wel degelijk sprake was van verraad. De beschuldiging werd veranderd in ondermijning van religie en staatsorde, en Oldenbarnevelt werd ter dood veroordeeld.Ga naar eind37 Volgens Bilderdijk was die veroordeling correct; Feith had dat in zijn brief aan Bilderdijk aangevochten. Bilderdijks antwoord aan zijn collega dichter-jurist is niet bepaald fijnzinnig: Hang dan ik, hangt dan de waarheid, hangt die haar aanhangt, van tijd of omstandigheid af? Gij denkt er niet aan. 't Staat u vrij ten dien opzichte Uw verstand weg te werpen; en zonder iets van het Staats- en Volkenrecht te weten, Barnevelts zaak in revisie te trekken. 't Staat u vrij, raaskallende dwazen na te klappen, eerloze volksberoerders te volgen, en gij kunt het (ik geloof het) in uwen verbijsterenden Enthusiasmus ter goeder trouw.Ga naar eind38 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verderop verwijt Bilderdijk Feith dat hij slaafs de nieuwe politieke overtuiging aanhangt, omdat hij de moed mist om zelf na te denken. ‘Maar gij, lieve Vriend, ga vrij in uw hart, gij zoudt vrezen overtuigd te worden van het ongelijk van die partij, die de machtigste is, en aan wie uwe eerzucht (want niets anders is het waardoor gij een Neopatriot zijt) u verbindt, en hier om beklaag ik u.’Ga naar eind39 Bilderdijk heeft de betekenisverschuiving van het woord ‘patriot’ scherp aangevoeld. Hij weigert vooralsnog het woord te gebruiken in de nieuwe betekenis, maar verwijst naar de patriotten als ‘neopatriotten’.Ga naar eind40 Eerder in de brief had hij ook al verwezen naar Valckenaer, een gemeenschappelijke vriend, die ‘om des Nieuwen Patriottismus wille de vriendschap heeft opgezegd (gelijk gij ook eerstdaags zult verplicht worden te doen)’.Ga naar eind41 Het zouden profetische woorden blijken: Feith distantieerde zich openlijk van Bilderdijks boek, en van Bilderdijk zelf. In datzelfde jaar publiceerde Feith De patriotten. Daarin voert hij twee liefdesrivalen op, die staan voor twee types patriotten. Leander is een knappe, rijke, welbespraakte aristocraat, die Oranje luidruchtig bestrijdt; Valerius is een bescheiden, nobele, timide burger, die de belangen van het volk voor alles plaatst. In een lange scène (tweede bedrijf, zesde toneel) hebben de twee een politieke discussie.Ga naar eind42 Daaruit blijkt dat Leander bereid is om met geweld de stadhouder van de macht te verdrijven, om zo de eigen historische positie als regent te versterken. Valerius, daarentegen, wil terug naar een evenwichtige machtsverdeling tussen stadhouder en de staten. Volgens hem is de stadhouder misleid door valse raadgeversGa naar eind43, die er net als een aantal opportunistische regenten (lees: Leander) enkel op uit zijn de eigen macht te vergroten. Valerius pleit voor een terugkeer naar de ware republiek, zoals die door de grondleggers geconcipieerd was. Valerius Het verschil is groot, maar feit blijft dat zij nog het oude ancien regime-denken over revolutie blijken aan te hangen: de ‘oorspronkelijke’ politieke structuur is gecorrumpeerd, en moet hersteld worden. Revolutie betekent nog terugkeer. Het verschil zit in de vraag naar welke republiek moet teruggekeerd worden. Beiden zijn het erover eens dat de machtswellust van de huidige stadhouder moet ingeperkt worden. Leander wil daarvoor de stadhouder uitschakelen, en zelf de macht in handen nemen.Ga naar eind45 Valerius | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarentegen pleit tegen een dergelijk derde stadhouderloze tijdperk, omwille van de uitwassen van de machtswellust van de regenten: hij wil terug naar de republiek van Willem I. De breuk waarover Koselleck, Hartog, Fritzsche en Ankersmit het hebben is hier (nog) niet gerealiseerd; er is hooguit sprake van een barst. Bovendien blijkt Kosellecks notie van het Kampfbegriff te beperkt te zijn: het Kampfbegriff legt niet alleen een spanning in de maatschappij bloot, het begrip zelf staat ook ter discussie. De overgang van de ene betekenis naar de andere blijkt niet zo eenduidig te zijn als Koselleck suggereerde. En de overgang van het ene regime naar het andere blijkt niet alleen tot paradoxale gevoelens en ervaringen te leiden, zoals Fritzsche en Ankersmit vaststellen, de regimes zelf staan ook bol van de interne conflicten. Er blijken minstens twee vormen van patriottisme te bestaan: een aristocratische vorm en de genuanceerde, burgerlijke positie van Valerius.Ga naar eind46 Dat die van Valerius de voorkeur verdient, blijkt uit het feit dat hij op het eind het hart en de hand van de begeerde jongedame wint. Valerius laat echter nog een opening voor een derde vorm: ‘Zij, die het Stadhouderlijk bewind wenschen vernietigd te zien, handelen of uit Aristocratische beginzelen, of zijn ten eenenmaal verkeerd onderricht omtrent de wezenlijke belangen van hun Vaderland.’Ga naar eind47 Het is verleidelijk in de niet-aristocratische groep een verwijzing naar een radicalere vleugel van de patriottenbeweging te zien, een vleugel die weerstand biedt tegen de macht van de stadhouder, maar niet streeft naar een herstel van ofwel de macht van de regenten, ofwel het evenwicht tussen beide machten. Met andere woorden: hier zou sprake kunnen zijn van een modern revolutionair gedachtegoed, waarin naar een nieuw toekomstideaal gestreefd wordt, en waarin revolutie ommekeer betekent.Ga naar eind48 Dat Feith deze ommekeer nog uitsloot, blijkt uit zijn besluit dat elke andere vorm van revolutie dan de terugkeer naar een eerdere fase van de republiek - de oorspronkelijke of de stadhouderloze - enkel kon voortvloeien uit een gebrek aan onderricht. Deze optie was dan ook niet het ernstig overwegen waard. De expliciete vraag naar de betekenis van het woord ‘patriot’ wijst erop dat het een Kampfbegriff geworden is, in meer betekenissen van het woord dan Koselleck aangaf. Overigens, het concept zou slechts een zeer korte periode deze rol spelen: in 1795, nadat de patriotten radicaliseerden in de Franse Hogeschool der Revolutie,Ga naar eind49 wordt het stadhouderlijke regime vervangen door de Bataafse republiek, en komt er een eind aan de politieke strijd tussen patriotten en orangisten. Vanaf dan kan ‘patriots’ weer gewoon ‘vaderlandslievend’ betekenen, al impliceert ‘vaderland’ een erg verschillende politieke en ideologische constructie dan vóór de patriottentijd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieIn 1785 was de breuk met het verleden nog niet voltrokken, maar dat er barsten in het geheel kwamen, bleek wel. De ‘breuk’ is niet te herleiden tot één moment of één gebeurtenis: het is een proces, waarin verschillende opvattingen (en dus betekenisinhouden) naast elkaar bestonden, zoals bleek uit de summiere bespreking van het concept ‘patriot’. We krijgen hier een complex beeld, maar de ideologische, sociale en historische situatie van 1785 was dan ook niet eenduidig. Op politiek vlak zijn Bilderdijk en Feith tegenstanders: orangist tegen patriot. De patriot Feith onderscheidt echter minstens twee soorten patriotten: aristocratische regenten en gematigde burgers. Hij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rekent zichzelf tot die laatste soort.Ga naar eind50 Onderling verschillen deze drie groepen, maar ze hebben één element gemeen: allen willen ze een terugkeer van een verloren verleden. Vanuit een modern standpunt zijn allen conservatief. Allen zijn ze nostalgisch. De orangist Bilderdijk wil terug naar de instellingen van 1747, toen erfstadhouder Willem IV aangesteld werd (in Kosellecks eerder aangehaalde termen, een monarchie volgens Bilderdijk, een tirannie volgens de anderen); de aristocratische patriot wil terug naar het stadhouderloze tijdperk (in zijn ogen een aristocratie, in die van de gematigde een oligarchie); de burger Feith wil terug naar de ‘oorspronkelijke’ republiek (naar hedendaagse normen eerder een aristocratie dan een ware democratie). Hoe politiek verschillend ze ook zijn, allen hangen nog een ancien régime d'historicité aan, waarin ‘revolutie’ terugkeer betekent. Feith lijkt al te hebben opgemerkt dat er een radicalere vernieuwing aan de gang is, maar hij doet die nog af als onbelangrijk want verkeerd geïnformeerd. Het is tekenend dat hij ook na 1795 geen politieke mandaten meer heeft uitgeoefend. Bilderdijk lijkt zich nog het sterkst bewust te zijn van de verandering. Hij heeft de conceptuele en politieke verandering opgemerkt: hij noemt het patriottisme het nieuwe patriottisme. Hij maakt geen verdere onderverdeling: alle patriotten wijzen immers de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de (erf-) stadhouder af, en zijn dus per definitie suspect voor Bilderdijk. Bovendien heeft hij aangevoeld dat de revisie van het proces Oldenbarnevelt een aanval is op de basis van de republiek zoals hij die ziet: volgens hem is dit een aanfluiting van het recht, terwijl het volgens de patriotten net een herstelling van het recht impliceerde. Na de restauratie zouden de patriotten massaal uitwijken naar (Noord-) Frankrijk. In ballingschap werd het idee van een grondwettige herstelling, een verandering gebaseerd op de oude constitutie, ingeruild voor dat van een nieuwe grondwet, zonder Oranje: Bilderdijks ergste vermoedens kwamen uit. Voor hem was Nederland niet zijn vaderland als het niet oranje was. Toen de Bataafse Republiek werd ingesteld in 1795 ging hij in ballingschap, en zwierf elf jaar lang rond in Duitsland en Engeland, nostalgisch verlangend naar een Nederland dat niet meer bestond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|