Binnen dit raamwerk passeren alle markante zaken en gebeurtenissen die we kennen uit de fictionele en niet-fictionele bronnen de revue: van het échec van Du Perrons relatie met Clairette Petrucci en het fiasco van het avontuur met de Oxfordse studente Evelyn Blackett tot de mesalliance van zijn huwelijk met het door hem bezwangerde dienstmeisje Simone Sechez, de zelfmoord van zijn vader en het overlijden van zijn moeder; van de contacten met Paul van Ostaijen, Pascal Pia, André Malraux, Jan Greshoff, Adriaan Roland Holst, J.J. Slauerhoff, Carel Willink en Menno ter Braak tot de Prisma-discussie, het befaamde essay Uren met Dirk Coster, de vier moeizame jaren van Forum en Du Perrons Multatuli-boeken.
Het spreekt haast vanzelf dat in deze biografie de verhouding tussen autobiografische fictie en biografische werkelijkheid een centrale plaats inneemt. Snoek is erin geslaagd een minutieuze reconstructie van die werkelijkheid te geven, niet in de laatste plaats door vele nieuwe bronnen te gebruiken zoals onder andere dagboekaantekeningen, de bewaard gebleven correspondentie tussen Du Perron en De Roos, brieven uit privé-collecties, en de verslagen van gesprekken die J.H.W. Veenstra in de jaren zestig en zeventig voor zijn onvoltooid gebleven biografie voerde met velen die Du Perron nog gekend hebben. Al deze bronnen stellen Snoek in staat te doen wat hij in de inleiding aankondigt: de precieze verhouding traceren tussen met name de romanfeiten van Het land van herkomst en de biografische realiteit. Het bestaande beeld van Du Perron wordt aldus vooral genuanceerd en gecompleteerd, en daarin is de winst van deze biografie gelegen. Op één uitzondering na verschaffen de nieuwe bronnen geen wezenlijk nieuwe inzichten in Du Perrons leven en werk, hoezeer die ook nog eens belicht worden door een veelzijdige contextualisering van historische, sociologische, politieke, algemeen-culturele en literaire aard.
Regelmatig is erop gewezen dat biografen nogal eens aan volledigheidswaan lijden. Ook Snoek heeft dat ongerief niet geheel op afstand kunnen houden. Omdat de synthese van een selecterende en ordenende visie minder prominent is dan de chronologische registratie van talloos veel feiten en feitjes laboreert de biografie zo nu en dan aan een uitvoerigheid, zo niet wijdlopigheid die, gevoegd bij het opsommend karakter van behoorlijk wat passages, de lectuur soms een vermoeiende affaire maakt. Daar staat tegenover dat Snoek sommige episoden van Du Perrons boeiende leven trefzeker evoceert.
Dat geldt in hoge mate voor die momenten, hier voor het eerst belicht, waarin de vergaande implicaties van Du Perrons zogenaamde retrospectieve jaloezie een rol spelen. Die jaloezie, zo weten we van Du Perrons fictionele alter ego Arthur Ducroo uit Het land van herkomst, is maniakaal gericht op het eerdere liefdesleven van Jane, de ‘Ene’ naar wie zo lang is gezocht. In werkelijkheid trof Du Perrons obsessieve afgunst de auteur en regisseur Johan de Meester jr. (1897-1986), met wie Elisabeth de Roos in 1927 een kortstondige relatie had. Voor Du Perron was deze man een ordinaire rokkenjager die de integriteit van zijn verhouding met De Roos aantastte zolang hij, De Meester,