Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd24
| |
[pagina 92]
| |
die Sijn Hoocheijt desireert wech soude nemen, doch indien Sijn Hoocheijt immers soude voor aengenaem hebben soodanigen somme hier in de provincie belegt te hebben sal geern op de ellebooch liggende middel bedencken tselve uijt te wercken ende Sijn Hoocheijt soo versekert ende gereeder om wederom te connen crijgen aen het depositeren te helpen als op den ontfangers comptoir, ende oock veel secreter, indien het wachten mach tot dat dese Vlaemsche commissie is affgelegt sal ick Sijn Hoocheijt selfs comen van mijn concept openinge doen, ende voorts refereren tgene ick noch oordeele Sijn Hooch gemelte Hoocheijt niet verborgen te mogen worden. Sal in allen gevalle supercederen met dheer ontfanger te spreken tot dat ick Sijn Hoocheijt mijne gedachten sal hebben gecommuniceert ende des selver goetvinden daer over verstaen sal hebben. Wij hebben hier al wederom goede beginselen van onse directieGa naar voetnoot181, ontfangen hebbende ende ingecregen 180 kisten suijcker, ende verscheijde stuck goeden, weerdich over de 100 duijsent guldens ende sijn noch gearriveert twee nemers van 2 Portugese schepen weerdich over 360 duijsent guldens, de voorss. prijsen worden alle uijren verwacht, Godt geve die in salvo mogen comen, dit sijn al middelen daer door de provincie van Zeelant haer ingesetenen, de goede Westindische Compagnie, ende oock Sijn Hoocheijt wat gestijft ende gesterckt ende allenthalven considerabel gemaeckt ende swaerder gemaeckt tegens Hollant. Een ding moet ick bij dese occasie aenraecken te weten mijne verwonderinge dat het Sijn Hoocheijt gelieft onse Dorper CoorneGa naar voetnoot182 te laeten sitten in de beurs, met 11 ofte twaelff duijsent guldens aen gelt dat hij Sijn Hoocheijt al over 3 jaren behoort hadde te geven; een brieffken van Hooch gemelte Sijn Hoocheijt aen dheer ontfanger-generael Van der Stringe waer door hij versoeckt dese penningen van den gemelten Dorper te innen, sal Sijn Hoocheijt strax deselve in casse doen hebben, ende connen augmenteren tcapitael tgene Sijn Hoocheijt desireert aen te leggen, de goede Van der Stringe brant van ijver om Sijn Hoocheijt ergens in sijn danckbaer gemoet te mogen thonen, ende soude het tot de grootste eer van de werelt houden, Sijn Hoocheijt te mogen hier inne dienen; oock meriteert dese fielGa naar voetnoot183 Dorper, gewesen correspondent tot naerdeel van Sijn Hoocheijts finantien met Knuyt, BuijseroGa naar voetnoot184 ende VolbergenGa naar voetnoot185, wel eenmael daer aen gegeselt te worden, ende uijtgeperst te worden tgene hij gestolen heeft; sullen geerne hier op de goede meeninge van Sijn Hoocheijt vernemen. Tis mij van herten lieff dat Amsterdam ende in de selve de heer GraeffGa naar voetnoot186 wel gaet, Godt geve langh mogen duijren, doch soo lange ick de Bickers noch verneeme soo veel acces opt toornje te hebben, ende haer advijsen soo wel gevolcht te hebben, | |
[pagina 93]
| |
soo ben noch al van de swartgelovige, ick vreese dat het al is schoon water over vuijle gront. Mijn wijff ende ick sijn Uedele ende mevrouw des selfs huijsvrouw ten hoogsten verobligeert over den goeden aensien van haere welstant, wenschende van herten onser beijder gesontheijt te mogen emploijeren tot Uedts. dienst, ende dat wij moghen de eer hebben Uedele naer onse cleene gelegentheijt in ons huijs te onthaelen. Heden is de dochter van de heer HuijssenGa naar voetnoot187 getrouwt met onsen heer van ThienhovenGa naar voetnoot188, sij hebben gethoont dat sij haer officie wel hebben doen gelden ende dat sij dat (soo sij seggen) in de beurs hebben, sijnde getrouwt int silver laecken met de croon opt hooft, soo dat die gene die d'eer gehadt hebben van te sien trouwen mevrouwe de Cheurfurstin getuijgen geen onderscheijt in de parade van dese gevonden te hebben. Quid Domini facient audent cum talia furesGa naar voetnoot189. Ick sal desen eijndigen ende naer dienstige gebiedenisse aen Uedele des selver weerde bedtgenoot ende alle geaffectioneerde vrunden blijven, Uedts. oitmoedigste ende verplichste dienaer, Henrick Thibaut, 1650. |
|