Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd59 Aan Van Weede van DijkveldBerlijn, 3 april 1672Ga naar voetnoot424
Mijn Heer, Ick hebbe gisteren naermiddaeg de eer gehadt van met Sijn C.D.t twee uijren affsonderlingh in sijn cabinet te spreecken, ende onder andere met respect bekendt te maken, 't geene Uw Wel Ed. op mijn gedaen voorstell belieft te rescriberen, omme aan den jongen heer hertogh van Holtstein, sijnde een susters soon van mevrouw de Churfurstinne, uijt den naem van mijne heeren de Staten van Utrecht aan te bieden één van de nieuw te werven compagnieën peerden. Hetwelke niet alleen Sijn Churft. Doorl. sonderlingh aangenaem is geweest, maer oock mevrouw de Churfurstinne ende des jongen heer hertogh sijn heer vaeder en vrou moederGa naar voetnoot425, alhier aan 't hoff sijnde, die mij alle gecomandeert hebben Haer Ed. Mo. daerover bij provisie te bedancken, gelijck Haere Chur- en Doorl.ten naemaels selver sullen doen, soo wanneer het sijn effect sal hebben erlangt. Mijn heer den Churfurst seijde mij, dat hij soude ordre stellen dat hem een bequaem lieutenant en cornet met onderofficieren [souden] toegevoegt werden en de voorsieninghe doen, dat hij, heer hertogh, een schoone compagnie peerden in 't landt brachte, waertoe hem eenige oude en ervaerene ruijters soude overlaeten, soo haest als hij sijne comissie sal hebben ontfangen. Die ick vermeijne dat men neffens de capitulatie daerbij aan mij konde oversenden en tegelijck ordre geven dat ick aen meergemelte hertogh de werfgelder hier magh uijttellen, dewelke nu alhier ten allen tijden kan bekomen, als die op mijne ordre tot Amsterdam werden gerestitueert. Op het een en ander sal ick Haer Ed. Mo. resolutie ten spoedigst tegemoet sien ende ofschoon [ick] tot Dresden was, hebbe ick ordre gestelt dat mij de brieven aldaer sullen volgen. Ick hebbe met den heer Churfurst overleyt dat men deese ruijters van hier als Brandenburgse sal laeten marcheren tot in het landt van der Marck, vanwaer sij in eenen daeg naer Wesel konnen komen. En heeft Sijn C.D. versocht dat men deese marche soude willen secreteren en hem, heer hertogh, sijn loopplaets tot Wesel ofte Rees assigneren, omme voor als noch geen ombrage aan de Franse te geven. Ik kan Uw Wel Ed. niet schrijven wat content[eement] deese genereuse | |
[pagina 136]
| |
offerte van Haer Ed. Mo. hier aan 't hof heeft gegeven ende hoope dat hetselve in wichtiger saken niet sal te onpas komen. In mijne aanbiedinghe heb ick te pas gebracht dat mijn heeren de Staten van Utrecht temeer hadden geoordeelt verobligeert te sijn sulx te doen, in consideratie onder andere, van dat Sijn C.D. mij voor twee maenden, op Haer Ed. Mo. aensoeck, soo genereuselijck hadde gepermitteert een doorsnijdinghe van de boven- in de needer-Rhijn in sijn territoir omtrent den Luisbos te mogen maken, hetwelke of het tot noch toe niet en was geëffectueert, de obligatie niet te min aan mijnheer den Churfurst overbleef. Hetgeen dan van mijn debvoir heb geacht U Wel Ed. up den sijnen tot naericht te voegen en daerbeneffens verders gerecommandeert te laeten de persoonen van monsieur Joncheere en sijn swaeger Pusterlé, waermee verblijve - - - |
|