Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd57 Aan Van Weede van Dijkveld30 maart 1672Ga naar voetnoot405
Mijn Heer, Mijne laetste aen U Wel Ed. is geweest van den 20e deses. Zedert heb ick verscheijde notabele conferentiën metten heer Churfurst en desselfs ministers tot Potsdam gehadt, en het resultaat daeruijt bij mijne missiven van den 23. en 27e ditoGa naar voetnoot406 aen den heer griffier overgeschreven, waerop ick met innerlijck verlangen Haer Ho. Mo. antwoord tegemoet sie, die mij sal konnen seggen oft wij desen Churfurst in de partije sullen krijgen en behouden ofte niet, sonder dat hier iets anders te doen sal wesen. En ofschoon hun opgeven noch verre differeert van 't geene ick in mandatis hebbe, soo meen ick echter dat men ‘pour le plus ou moins’ op een ton gouts drie à vier niet behoorde te sienGa naar voetnoot407, als wij bij dit groote gevaer aen de handt sullen krijgen een aensienlijck prins, die sich de eerste van allen verclaert en door welckers resort bijnaer alle prinssen in Duijtsland sullen ageeren. Voornaementlijck de evangelische, als Saxen, Bronswijck, het huijs Hessen, jae, selfs de croon Dennemarquen, soo men dien coning niet onweerdelijcken tracteert. Gelijck de Churfurst van Brandenburgh en de hartogh van Zell mij voor ses dagen hebben geseijt en gerecommandeert, dat ick Haer Ho. Mo. doch wilde schrijven dat men | |
[pagina 131]
| |
hem bij dese tijden niet wilde negligeeren, daer men siet dat Sweeden niets wil doen, gelijck de heer HarenGa naar voetnoot408 mij van den 16e deses uijt Stockholm schrijft, behalven dat men hier voor seker hout, hetwelck oock gelooflijck is, dat Ceulen ende Munster haer seer met de waepenen van dese Fursten sullen verlegen vinden. En op de apparentie van eenige tractaten met dese ChurfurstGa naar voetnoot409 seijt men, dat den laestenGa naar voetnoot410 tot noch toe geen Fransse volckeren in sijn landt derft laeten koomen, en waer van hem deseGa naar voetnoot411 all voor lange op mijne instantie heeft afgemaent. Ick sien dan tegemoet een finale resolutie, uijtterlijck binnen 10 dagen naer date deses. Ende soo Haer Ho. Mo. de conditiën verwerpen, heb ick mijne dimissie versocht om naer huijs te keeren, want ick niet geerne langer hier soude blijven. St. Géran, die ick niet geloove het finael van de saeck weet, maer echter iet daervan heeft gehoort, heeft sedert eenige dagen herwarts seer gewoelt, en siende dat hij met dreijgementen niet heeft cunnen obtineeren, soo doet hij nu meerder en schoonder beloften als voorheenen, aenbiedende 200.000 rixdaelders jaerlix voor de neutraliteijt, met dedommagement van alle schaden en interessen die des heeren Churforsten landen door desen oorlogh souden toecoomen, geen vrede te maecken sonder dat hem alle de steden op den Rhijn waeren gerestitueert, en vorders alle 't geene hij, Churfurst, op de Generaliteijt off eenige provintiën in 't particulier hadde te pretendeeren. Dan soo hij wilde neffens Franckrijck aen den Staet vijant werden, biedt hij tot onderhout van een armée van 24 duijsent man in werfgelderen en besoldinge twee derde parten, en tot aenritsgelt op een ruijter 50, op een dragonder 40 en een man te voet 10 rixdaelders. Dan, tot dit laetste vertrouw ick niet dat men oijt sal resolveren, maer aen het eerste soude ick twijffelen, soo Haer Ho. Mo. de koop niet toe en slaen. U Wel Ed. soude niet geloven wat voor intrigues in den tijt van 10 weken, dat ick nu hier ben geweest, hier ommegaende sijn, en hoe men alle Haer Ho. Mo. actiën bij den Churfurst soeckt verdacht te maecken, en mij daerdoor bij hem te discrediteeren. Dan, Godt loff, tot noch toe heeft dat op S.C.D.t geen vatt gehadt, doet mij veel genade en spreeckt seer confident, wil, soo het aengaet, dat ick hem in sijn leger sal volgen. Maer dat sal ick niet doen, want ick hebbe met eeten en drincken de gunst van veele sijner hovelingen en officieren moeten capteeren, ende dat soud ick op een envoyees tractement in het leger, daer ick se dagelixs op den hals soude hebben, niet konnen uijthouden, ende het mijne daerbij te verteeren, ben ick niet van meeninge te doen, oock in die qualiteijt nae desen geen prinssen meer te volgen, daer men mij met een particuliere ritmeester egael stelt, en anderen die noijt buijtenslants sijn geweest, met de caracter van extraordinair ambassadeur honoreert. | |
[pagina 132]
| |
Dan ick ben het misschien soo wel als die ende Jan de WintGa naar voetnoot412 niet weerd, waerover ick dan aen de heeren Fagel, Reinswoude en Schadé hebbe geschreven ende Haer Wel Ed. hetselve te verstaen gegeven. Ick hebbe nu over het jaer met ijver en sorge, soo ick meijn, den dienst, mij aenbevolen, betracht, en dat niet sonder moeijten en prijckel, met reijsen gints en weder, niet wetende, soo den oorlogh voortgaet, hoe ick noch weer in 't lant sal koomen. Andere nemen haer wijven en kinderen mede in diergelijcke commissiën, hetwelcke eer een speelreijse als een serieuse besendinge gelijck is. Waerder niemant wijser als ick, men soude de vrouwen van wegen den Staat ordonneeren dat sij souden huijsvrouwen blijven, dan had het lant soo veel onnutte kosten niet te dragen. Men schrijft mij dat Werckendam bij provisie 18.000 gulden tot incoop van sijne meubelen en equipage heeft getrocken, ende ick hebbe daervoor genooten 800 gulden over ses maenden, behalven de vier van mijne provintie. Nu, als het de heeren soo verstaen, moet men het niet laecken. U Wel Ed. pardonneere mij dat ick hem desen teem soo lang maecke, ende bidde dat hem noch mach gerecommandeert blijven de persoon van monsieur Joncheere en Pusterlé en dat hij mij believe te rescribeeren op hetgeene ick hen hebbe geschreven van [den] hartoch van Holsteijn, oock watter wert gedaen met de doorsnijdinge aen de Luijsbos bij Schenkenschants. U Wel Ed. gelieve mij oock de vrintschap te doen dat soo de huijsluijden ten platten lande in [de] provintie op de waepenen werden gestelt, aen mij onder mijnen drossardGa naar voetnoot413 mach gelaeten werden het gesach over die van mijne heerlijckheijt, waertoe ick vóór mijn vertreck ‘casu quo’ al eenige ordre hadde gestelt en etlijcke halve piecken en morgensterren op mijne kosten laeten maecken, haer een vendel gegeven en een compagnie van 120 à 30 man onder officieren, waervan eenige gedient hebben, opgericht. En soude ick niet geerne sien, dat de een off d'ander buijten mij door Haer Ed. Mo. daerover de directie wierd gegeven ten opsichte van mijne hooge jurisdictie. Koome ick met Godt weer thuijs, soo sal ick daerover soo goede ordre stellen, dat ick vertrouwe U Wel Ed. en een ieder te sullen contentement geven, alsoo U Wel Ed. weet dat het mij aen ijver niet en ontbreeckt, en oock noijt ontbreken sal, soo lang mij Godt gesontheijt geeft, in wiens protectie ick U Wel Ed. beveele en verblijve - - -
[P.S.] Soo haest ick antwoord uijt Den Haech sal hebben bekoomen, gaen ick naer Dresden om die commissie aldaer af te leggen, ende van daer weder hier komen, om mij met behoorlijck respect aen den heer Churfurst, soo ick hoope, te dimitteeren. U Wel Ed. kan, soo het hem gelieft, van dese communicatie geven aen eenige confidente vrinden in [de] regeeringe, ende voor all aen de heeren Nel- | |
[pagina 133]
| |
lesteijn en Hamel, die hier, neffens de nieuwe confraters, mijnen dienst gelieven te vinden. |
|