Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
26 Aan Van Weede van DijkveldKeulen, 30 oktober 1671
Mijn Heer, Uw Wel Ed. aangename missive van den 27. deses is mij wèl geworden, waaruijt ick seer gaarne hebbe vernomen dat men ter Generaliteijt ende in de respective provintiën de gemene sake begint te behartigen. Godt geve dat men sonder intermissie daerinne continuere, dewijl de tijden sich meer en meer gevaarlijck laten aansien. Wat sedert mijnen laatsten alhier is gepasseert sal men connen vernemen uijt [de] copieGa naar voetnoot213 van de mijne aan de heere griffier Fagel, op heden Haar Ed. Mo. toegesonden. Ick sta alsnoch in twijffel off ick niet binnen weijnig dagen een keer na beneden wil doen om aan Haar Hoochmog. omstandich te rapporteren 't gene mij hier is ontmoet, soo van de heeren Brandenburgsche ende Lunenburgsche ministers, over het aangaan van een nader alliantie, als mede wat bij b[urgemeester]en en r[aad] deser stadt sal werden geresolveertGa naar voetnoot214. Waaromtrent ick noch al veel obstaclen vinde om het een en 't andere tot sijn perfectie te brengen ende soude men niet geloven, wat mesueres daar omgaan om den Staat van Haar Hoochmo. bij alle princen ende potentaten verdacht te maken. Ende seggen diegene die deselve niet wèl willen, dat sij een formele partije in de regeringe aldaar hebben, waarmede sij haar werck sullen te boven comen. Oock spreeckt men mij dickwils dat men regard behoorde te nemen op de provincie ende voornamentlijck de stadt van Utrecht, waarvan sij haar veel promitteren, hetwelke echter bij mij geen plaats vint, offschoon ick wete dat die stadt met papisten opgevult is, ende hoe soude men sulx van de regenten derven dencken? Bijaldien ick het geluck hebbe van eerstdaags een keer na beneden te doen, soo sal ick seer gaarne met U Wel Ed., de heer van Renswoude ende andere vrunden overleggen wat voor het best van onse vrunden omtrent het eerste lit te doen is. Dan, ick moet bekennen dat het grote werck ende 't geen ick hier dagelix hoor ende sie mij sodanig occupeert ende becommert, dat ick mijn gedachten noulix daarover can inspannen. Te meer oock niet omdat ick uijt alle incomende advisen bespeure dat die sake, met hetgeen vorders van particuliere interessen in de vroetschap tot Utrecht occurreert, diermaten fluctueert dat men geen gissingen off staat daarop can maken. Waarmede - - - |
|