Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd36
| |
[pagina 71]
| |
Ik behoef u nauwelijks te zeggen, dat de inderdaad verregaande indiscretie van Ries heeft plaatsgevonden buiten eenige voorkennis van collega Oud of van mij. Wij waren er beiden even ontsteld over, toen wij ervan hoorden, en Ries zal door zijn minister duchtig de ooren worden gewasschen. Ter verklaring, niet ter verontschuldiging, van bedoelde ergerlijke indiscretie diene echter, dat Ries door Hartenstein werd opgebeld en van dezen vernam dat de Führer zijn sanctie had gehecht aan de, aanvankelijk voorwaardelijke, laatste offerte van de Duitschers inzake fixeering van den Markenkoers voor de bevroren oude vorderingen. Ries, die in de meening verkeerde dat het verdrag onzerzijds reeds was opgezegd en daarbij onvoldoende rekening hield met den tijd die moest verloopen tusschen het besluit van den ministerraad en de uitvoering daarvan te Berlijn, wilde de boodschap van Hartenstein niet zonder meer met belangstelling in ontvangst nemen en heeft dezen toen medegedeeld, dat zijn boodschap nu alle beteekenis voor ons had verloren, nu het verdrag was opgezegd, iets dat blijkbaar nog niet tot Hartenstein was doorgedrongen. Kan ik mij in dit opzicht de onvoorzichtige uitlating van Ries wel eenigszins verklaren, veel ernstiger vind ik het, dat hij aan Hartenstein zou hebben gezegd dat het besluit van den ministerraad afweek van het advies van onze deskundigen. Dit wordt nader onderzocht. Oud acht het onaannemelijk dat Ries een dergelijke mededeeling zou hebben gedaan, maar ik vraag mij af, hoe de Duitschers dan aan die wetenschap zijn gekomen. Bovendien is het niet geheel juist. Van de ‘deskundige adviseurs’ der regeering was alleen Ries tegen dadelijke opzegging. Hij wilde dat wij er ons toe zouden bepalen met opzegging te dreigen, terwijl de ministerraad met Hirschfeld en Schaepman van meening was dat dadelijke formeele opzegging, onder aanbieding van dadelijke sluiting van een nieuw verdrag indien aan bepaalde onzerzijds gestelde voorwaarden werd voldaan, beter bij de situatie paste en op de Duitschers meer indruk zou maken. Wij zitten tot over de ooren in de begrootingsbehandeling. Elken middag van 1-6 uur moet ik in de Kamer zitten. Mijn eigen begrooting komt vermoedelijk in de tweede helft der volgende week aan de orde. Ik zal blij zijn als dat achter den rug is. Voor het oogenblik moet ik het hierbij laten. Stof voor verdere correspondentie is er genoeg, maar tijd niet. |
|