Nederlandse historische bronnen 5
(1985)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermdV Bijlage
| |
Maandag 8 juli 1940Alvorens weg te gaan brachten we even een bezoek aan Feliza in de Calle San PedroGa naar voetnoot98, het huis waar het gezantschap het vorig jaar was geïnstalleerd en waar we samen verschillende malen hebben gelogeerd. Ze was zeer verheugd ons te zien en bood wat typisch Spaansche lekkernijen aan. De rit was warm en de weg lang niet overal even goed. Voorbij Aranda de Duero op een goede 100 KM van Madrid picnicten we bij een klein beekje. De hitte was met het licht tamelijk | |
[pagina 315]
| |
vermoeiend, zoodat we na een uur of twee weer verder gingen. Om zes uur arriveerden we ter bestemming in Madrid, vanwaar we na onze opwachting te hebben gemaakt doorgingen naar het hotel. Daar werden de kinderen verschoond en te bed gelegd. Met Snouck en zijn vrouw aten we in de stad. | |
Dinsdag 9 en woensdag 10 juli 1940Het grootste deel van deze dagen verliep met het doen van vervelende demarches vnl. om een Spaansch paspoort te verkrijgen voor Paquita. Dit bleek niet eenvoudig en alleen dankzij de interventie van het Spaansche Ministerie van Buitenlandse Zaken gelukte het toegang te krijgen tot de almachtige SeguridadGa naar voetnoot99, die in Spanje de afgifte van paspoorten aan Spaansche onderdanen regelt. Op Buitenlandse Zaken trof ik ook de Piñez met wien ik in Den Haag tallooze malen te doen had voor de regeling van zaken betreffende de Spaansche vluchtelingen, die destijds in ons land waren ondergebracht. Hij ontving mij bijzonder vriendelijk en gaf veel steun voor de verschillende demarches. Woensdag kwam een telegram in Madrid aan, houdende dat ik onmiddellijk naar Lissabon moest komen aangezien ik te Washington was benoemd; grooter verrassing was moeilijk denkbaar. Juist op het oogenblik dat ik er tegen op zag om Spanje te verlaten, waar nog werk te verrichten viel om naar Lissabon te gaan en daar in de zee te staren, kwam dit bericht dat de mogelijkheid van nieuwe activiteit opende. De anderen deelden in onze vreugde. Het eenige jammere was Europa te verlaten voor wie weet hoe lang zonder onze ouders te hebben gezien, die vooral de kleinkinderen zeer zullen missen. Vandaar dat we wat fotos zenden, die het gemis misschien eenigszins kunnen vergoeden. Wij werden zeer benijd door alle anderen, doch hebben een zuiver geweten aangezien het eenige wat wij gevraagd hadden was om in Spanje te mogen worden te werk gesteld. Amerika was zelfs niet in onze gedachten opgekomen. | |
Donderdag 11 juli 1940Het was onmogelijk om voor Vrijdagmorgen naar Lissabon te vertrekken tengevolge van de moeilijkheden met de paspoorten. We telegrafeerden daarom, dat wij dachten op Zaterdagavond aan te komen. De twee dagen uitstel achtte ik verantwoord aangezien toch niet onmiddellijk in Lissabon een boot beschikbaar zou zijn om naar Amerika te vertrekken. Tegelijk met ons zal meegaan Theodoor Valck Lucassen, die ook naar Washington is overgeplaatst. Het was een groot geluk, dat juist de dagen, die wij in Madrid doorbrachten, daar ook de andere lotgenooten aanwezig waren, juist teruggekeerd van verschillende reizen. Uit Lissabon was Panhuys, mijn vroegere chefGa naar voetnoot100, teruggekomen, die Portugal beschreef als een land van melk en honing. Sweder, mijn vroegere collega in Brussel, die daar als door een wonder de eerste dag van den oorlog | |
[pagina 316]
| |
was teruggekeerd, was juist weer in Madrid aangekomen van een reis naar de Fransch-Spaansche grens met de commissaris voor vluchtelingenGa naar voetnoot101. De raad Snouck was ook nog in Madrid. Tezamen konden wij plezierig overleggen wat verder te doen viel en op welke wijze de aanwezige krachten het best konden worden gebruikt. Veel vriendelijkheid ondervonden wij van den gezantGa naar voetnoot102, die een zeer charmante man is en van Panhuys, waarmede wij het vorig jaar al groote vrienden waren geworden. De andere Hollanders van Philips en Kunstzijde stonden ons ook met raad en daad bij. Het was prettig te bemerken dat de kennissen, die wij het vorig jaar hadden gemaakt, ons nu niet in de steek lieten nu er financieele en andere moeilijkheden waren te overwinnen. Wegens de temperatuur waren we niet rouwig Madrid te verlaten. Het was er drukkend warm, welke warmte niet werd verminderd door het feit dat iedereen ons om strijd verzekerde dat het veel warmer was geweest. De verzorging in het hotel liet ook te wenschen over. Ondanks groote luxe (Elizabeth sliep in een soort gouden kinderbed) was de bediening beneden kritiek. In Madrid was de toestand ook veel minder gunstig dan in Burgos of San Sebastian. Waren in deze laatste steden de gevolgen van den burgeroorlog overwonnen in een mate, die wij het vorig jaar niet voor mogelijk zouden hebben gehouden, in Madrid was honger nog op veel gezichten te lezen en de nood drukte een onplezierige stemming op de geheele bevolking. Zelfs welgestelden vonden de atmosfeer in Madrid onaangenaam. Typeerend was dat vele portiers van huizen gewapend waren. In de buitenwijken schijnen nog geregeld moordpartijen voor te komen. In den avond pakten wij onze valiezen om Vrijdag zeer vroeg te kunnen vertrekken, zoodat wij het grootste deel van het traject zouden hebben afgelegd voor het warmste deel van den dag. | |
Vrijdag 12 juli 1940Inderdaad om 7½ uur van het hotel weggereden op de lange weg naar Merida, die ongeveer 360 KM lang is. Grootsch en eenzaam is het land hier; het ligt er nog zooals het na de scheppingsdagen eruit zal hebben gezien, wild en onaantastbaar voor de menselijke energie. Hier en daar wat kudden schapen met in lompen gehulde herders, soms een dorp, maar ook weer tientallen KM niets dan de eenzame brandende hoogvlakte, hier en daar golvend, onderbroken door een enkele boom. Volgens onze gewoonte stopten we een half uurtje tegen 11 uur om de kinderen uit te laten en Talitha te voederen. Vooral het eerste stuk was de weg goed; we konden doorrijden en het gemiddelde handhaven op ongeveer 60 KM per uur. Voor Merida waren wat berghellingen en stukken slechte weg, maar veel vroeger dan we hadden berekend kwamen we aan in de paradorGa naar voetnoot103, | |
[pagina 317]
| |
die een bekende schuilplaats is voor toeristen in deze ongastvrije streek. Na een lunch besloten we een siesta te doen, daar het te warm was voor iets anders. Na gerust te hebben tot ongeveer 5 uur bezocht ik de ruïnes van Merida, dat in de Romeinsche tijd op een zeker oogenblik een van de belangrijkste steden van het rijk was. Daarvan getuigen nog theater en amphitheater, thermen, markt enz. Vooral het theater was nog zeldzaam goed intact. Twee rijen zuilen van het toneel stonden nog overeind, meer dan ik ooit gezien heb in de talrijke romeinsche theaters, die ik in de loop der tijden bezocht. In de ommuring van de stad bevinden zich nog interessante Wisigothische ruïnes; vnl. stukken van een soort badinrichting, die in de muur was ingebouwd met een tamelijk primitieve fries. Wisigothische overblijfselen zijn er in Spanje meer, doch ik had nog nimmer iets ervan gezien. Thans is Merida vervallen; het eenige dat de inwoners met trotsch vertoonen is een vrij uitgebreide conservenfabriek. Aangezien het was afgekoeld en het nog uren zou duren voor het donker werd, besloten we niet in Merida te overnachten, zooals eerst het plan was, maar nog een stuk door te gaan en zoo mogelijk dien avond nog in Portugal aan te komen, dat nog 70 KM verder lag. Dit gelukte inderdaad ondanks een oponthoud in Badajoz, waar ik de overblijvende pesetas per telegrafische postwissel terugzond, aangezien de uitvoer van pesetas uit Spanje geheel is verboden. Aan de grens was het zeer rustig. Aan beide zijden bedroeg het oponthoud niet meer dan een kwartier. Tegen negen uur betraden we dus Portugal, voor zoovele vluchtelingen bijna het beloofde land, voor ons waarschijnlijk maar een tusschenstation op een tocht naar verdere landen. Door een prachtig landschap, belicht door een goudroode ondergaande zon, reden we in kalm tempo, onder het genot van een radiomuziekje, in de koele avondwind nog een stukje Portugal in tot Estremoz, waar we in het hotel Palacio een goed onderdak vonden. De kinderen hadden zich de geheele dag voorbeeldig gedragen. Vooral Elizabethje, voor wie de lange tochten wel eens vermoeiend waren, sliep veel en speelde zoet met haar potloodjes. | |
Zaterdag 13 juli 1940Het was ons zoo goed bevallen vroeg in den morgen te vertrekken, dat we ook ditmaal om een uur of 8½ Estremoz verlieten. Langs een prachtige weg door olijfgaarden en hagelwit gekalkte dorpjes reisden wij voorspoedig verder tot Setubal ruim 200 KM verder. Daar hadden we een tamelijk langdurig oponthoud voor de controle van onze passen en autopapieren. Moeilijk was mijn onkunde van het Portugeesch, de eenige taal die een groot deel van de beambten machtig was. Met de pont staken we de Taag over, die vol lag met vreemde oorlogsschepen. Langs de prachtige gebouwen van de tentoonstelling 600 jaar Portugal reden we naar Estoril. Helaas hield de schilderachtige kustweg plotseling op om over te gaan in een afschuwelijke wegomlegging met ongewoon groote kuilen, en loodrechte hellingen met gevaarlijke bochten. Nadat alles zoo goed gegaan was dach- | |
[pagina 318]
| |
ten we dat zoo dicht bij het doel hier het einde zou komen van ons geliefde wagentje. Zuchtend en steunend onder de zware bepakking liep echter gelukkig af en behouden arriveerden we in Estoril, waar in dit hotel een paar eenvoudige doch goede kamers wachtten.
Het verhaal van ons verblijf in deze beroemde badplaats, die echter eenvoudiger is dan Scheveningen of zelfs Noordwijk, doe ik later wel eens. Voorloopig hoop ik dat deze berichten U in goede welstand zullen bereiken, en dat de scheiding die misschien nog heel lang zal duren U niet te zwaar zal vallen. Tenslotte vormt ieder gezin een eigen eenheid en we moeten voor de onzekere toekomst misschien nog lang teren op het verleden dat wij allen gehad hebben, en dat zoo goed is geweest. |
|